Bronnen bij Alfa en bèta sociologisch, macht woord: voorbeelden

Inleiding

In het artikel Alfa en bèta, macht woord  staan al een aantal voorbeelden van de overmacht van alfa- en gamma-intellectuelen bij de maatschappelijke meningsvorming. Hieronder een verdere verzameling. Daarbij ligt de nadruk op de Volkskrant, niet omdat daar het verschijnsel extra ernstig zou zijn, maar omdat de redactie door tijd gebonden alleen dat blad kan volgen - overigens is er vermoedelijk wel een licht extra alfa-component aldaar.

De nadruk in de voorbeelden ligt sterk op het vlak van de politiek-maatschappelijke duiding. Dat beslaat meerdere vakgebieden voor al welke vakgebieden geldt het gestelde in deze analyse uitleg of detail op YouTube over het verkrijgen van expertise, namelijk dat de vakgebieden onvoldoende wet- en regelmatigheid kennen om er deskundig oftewel expert in te worden, net als je geen deskundige of expert kan worden in het roulette-spel.

En, hier toegevoegd, daar waar er wel enige regelmaat is, worden de "analyses" van de deskundigen ernstig verstoord door de regels van de Basale psychologie , samen te vatten in de oud-Griek/Latijnse zegswijze "Quisque sibi proximus": "Eenieder is zichzelf het naast".

En zet naast 'Eenieder' ook "De eigen groep/klasse".

En bij ontstentenis van goed zichtbare criteria, gaat, vermoedelijk vanwege primitieve evolutionaire processen, degene met de vlotste babbel domineren.

Bronnen

Het eerste in de verzameling is een artikel van (toenmalig) hoofdredacteur van de Volkskrant Pieter Broertjes naar aanleiding van de overgang naar tabloïd-formaat (de Volkskrant, 29-03-2010, door Pieter Broertjes, hoofdredacteur van de Volkskrant):
  Hallo kleine krant (1)

Zo modern zijn we nou ook niet. Wist u dat de Volkskrant vanaf het prille begin (in 1921) tot aan de Tweede Wereldoorlog een compact formaat kende? Dat zouden we nu tabloid noemen.
    De compacte Volkskrant biedt meer kwaliteit. ...
    Drie columnisten maken hun debuut in de compacte Volkskrant. Arnon Grunberg schrijft elke dag zijn eigen ‘Voetnoot’ op de voorpagina. Op de achterpagina verschijnt elke werkdag de column van Aaf Brandt Corstius. Tv-recensent Jean-Pierre Geelen verhuist naar de Mediapagina. Ronald Giphart beschouwt het nieuws op maandag, woensdag en vrijdag. Hij en Bert Wagendorp, wiens column verschijnt op dinsdag, donderdag en zaterdag, staan vanaf morgen op deze plek. ...

Allemaal keiharde alfa's.

Bewaard voor deze verzameling de Volkskrant, 31-07-2010, door Marie-Louise Schipper):
  Les van medium-kok

Hij leidde een ruig leven, was verslaafd aan alles wat God had verboden en werkte meer dan 25 jaar in verschillende restaurants. Anthony Bourdain werd uiteindelijk chef van bistro Les Halles in New York. Toch was de gedachte tot het einde der tijden in keukens te werken en nooit iets van de wereld te zien voor hem deprimerend. Maar de chef had geluk: hij bleek te kunnen schrijven.
    Kitchen Confidential (2001), een niets ontziend verslag van het dagelijkse reilen en zeilen in beroemde restaurants van New York, werd een kassucces. Op 44-jarige leeftijd begon hij een nieuw leven en reisde de wereld rond als eetverslaggever voor de tv-zender Food Network. ...
    Bourdain heeft zelf als chef nooit de top bereikt. Op een avond woont hij een exclusief diner bij met dertig prominente koks. Tussen deze beroemdheden bevinden zich ook een paar vrienden. Toch zouden die Bourdain nooit een baan in hun restaurant geven. Hij is gewoon niet goed genoeg. En dat blijft blijkbaar steken, ondanks het feit dat hij zijn koksjas tien jaar geleden aan de wilgen heeft gehangen en als tv-beroemdheid het succes van de wereld heeft.

Redelijk onschuldig zou u misschien zeggen - het vergt nu eenmaal ook een kunst om iets voor anderen te presenteren. Maar vervang cuisine nu eens door "het bouwen van metrolijnen". Zou het redelijk zijn om de beslissingen over het bouwen van metrolijnen over te laten aan mensen die niet veel weten over metrolijnen, maar wel goed kunnen praten over het bouwen van metrolijnen?
    Een retorische vraag. Maar toch is dat laatste de realiteit. En precies hetzelfde geldt voor een groot deel, en vermoedelijk ook een meerderheid, van alle maatschappelijke zaken. Waarom zouden we schrijvers laten praten over onze maatschappij-inrichting? Schrijvers kunnen goed praten, of schrijven, over maatschappij-inrichting, maar weten weinig van de realiteiten en regels van maatschappij-inrichting. Dat is namelijk een wetenschap, genaamd sociologie. Een klein voorbeeld van dit soort schijvers-diepgang (de Volkskrant, 05-05-2011, column door Arnon Grunberg):
  4 mei

Het bijwonen van herdenkingen kan je het gevoel geven dat de geschiedenis eigenlijk een grote didactische oefening is. Wat een geruststellende maar ook, vrees ik, een onware gedachte is. ...
    In Verraden testamenten schrijft Milan Kundera: 'Herinneren is een vorm van vergeten.'
    En een paar zinnen verderop: 'We sterven zonder te weten wat we hebben meegemaakt.'
    Het leek me goed om aan deze uitspraken te denken op 4 mei.

Zo kennen we er nog wel een paar: zoet is een vorm van zuur, groente is een vorm van vlees, links is een vorm van rechts, goed is een vorm van fout, oorlog is een vorm van vrede, enzovoort. Die laatste met dank aan George Orwell, wat meteen ook de waarde van dit soort opmerkingen illustreert: van totaal niets en zinloos, tot smerig en verderfelijk. Het is een typerende houding van woordkunstenars en andere alfa's.
    Nou zou de riposte kunnen luiden "Maar sociologen bakken er nog veel minder van dan schrijvers", of woorden van gelijke strekking. Correct - althans: vergelijkenderwijs. Maar dat komt omdat sociologen ook geselecteerd worden op grond van woordtechnische vaardigheden - in plaats van wetenschappelijke standaarden   . Sociologen worden erop geselecteerd dat ze in mooie worden en omkleedt met mooi uitziende redenaties kunnen betogen dat het niet gaat over de groep maar om het individu - en ideeën en ideologieën van gelijke strekking. Iets waar schrijvers ten diepste van overtuigd zijn. En iets dat natuurlijk keihard onwaar is  .

Het terrein tussen politiek en schrijver beslaat vele tussengradaties. Al genoemd in het hoofdartikel  is de groep van de "pundits" - hier nog voorbeeld (de Volkskrant, 30-04-2011, door Olaf Tempelman):
  Profiel | Robert Kaplan, journalist, reiziger en bestsellerauteur

Overmoedig orakel

Robert Kaplan lijkt te weten hoe de wereld in elkaar zit. Bij elk conflict, heeft hij scherpe analyses paraat, aantrekkelijk in hun eenvoud en duidelijkheid. Politici en journalisten zijn er dol op. Maar de eenvoud heeft ook een keerzijde.

Hoe meer de geschiedenis in beweging is, hoe groter de behoefte aan een verteller. Wat zien we hier gebeuren? De spannendste verteller heeft de meeste invloed. Robert D. Kaplan, Amerikaans journalist, reiziger en bestsellerauteur, behoort nu bijna twee decennia tot de top.
    Sinds het begin van de opstanden in de Arabische wereld is Kaplan, op de omslagen van zijn boeken tegenwoordig world affairs expert genoemd, voor velen een orakel over de toekomst van het Midden-Oosten. Zijn analyses bereiken behalve de belangrijke Amerikaanse media ook de Europese, waaronder de Volkskrant (de meest recente op 2 april).   ...
    Dat Kaplan invloedrijk is, behoeft nauwelijks twijfel. Die invloed was letterlijk te zien toen Bill Clinton zeventien jaar geleden werd gesignaleerd met Kaplans bestseller Balkan Ghosts onder de arm. Het was dit boek dat Kaplan in 1993 op slag wereldberoemd maakte, en dat tot in de hoogste politieke en militaire kringen in de VS doordrong. Het was ook dit boek dat Kaplan voor het eerst beschuldigingen opleverde van simplisme, demoniseren en stigmatiseren.   ...
    Balkankenners sabelden het boek neer. Door Balkan Ghosts zagen de VS jarenlang af van ingrijpen op de Balkan, stelden velen. De Britse historicus Timothy Garton Ash schreef in 1995: 'De toon, de taal en de insteek - 'het landschap van wreedheden', 'dorpen vol primitieve haat, gegist door armoede en alcoholisme' - verleenden ogenschijnlijke geloofwaardigheid aan het wijdverspreide idee dat bloedig etnisch conflict eigen was aan de Balkan, en dat een volgende ronde van bloedvergieten onvermijdelijk was.'
    Wat met Balkan Ghosts gebeurde, zou zich herhalen met de succesboeken die erop volgden, over West-Afrika, het Midden-Oosten, Centraal-Azië en andere plekken. De titels werden stuk voor stuk bestsellers. Er was lof van bekende politici en journalisten, wier aanprijzingen op de omslagen belandden. Historici, regiospecialisten en intellectuelen ter plaatse leverden harde kritiek.   ..

Het is volkomen onduidelijk wie er gelijk heeft: Kaplan of zijn critici. Wat ze onderling doen, is een verbaal steekgevecht leveren. Waarbij Kaplan kennelijk een sterk wapen heeft - dit:
  Kaplans lezers laten zich aan de kritiek evenmin veel gelegen liggen. Kaplan kan, zelfs zijn vijanden willen dat meestal wel toegeven, een verhaal vertellen en is een meester van het beeldende reisverslag.   ...
    Kaplan zou geen miljoenenpubliek onbekende werelden kunnen binnen leiden als hij geen kwaliteiten bezat als auteur. Kaplan is een bovengemiddeld stilist en een reiziger met een goed ontwikkeld oog voor - al dan niet de juiste - sfeer en details.

Er wordt dus naar Kaplan geluisterd, omdat hij zo goed kan schrijven. Iets waarvan met goede argumenten ongeveer het tegendeel beweerd kan worden: Naarmate iets in betere en retorisch mooiere woorden geschreven is, is de informatie die erin onbetrouwbaarder  .    

Olaf Tempelman lijkt er een serie van te maken, want een weel later behandelt hij de volgende, even bekende pundit: Nial Ferguson, ook een neoliberale oorlogshitser (de Volkskrant, 07-05-2011, door Olaf Tempelman):
  Europa's unique selling points

Non-fictie | Hoe kon het dat de Europese beschaving, die in 1500 nog weinig voorstelde, in vijfhonderd jaar daarna de wereld veroverde én overal navolging vond? Stergeschiedschrijver Niall Ferguson vroeg het zijn minnares en formuleert genuanceerde verklaringen. Maar met die Europese dominantie is het wel snel afgelopen.

... De uit Glasgow afkomstige Ferguson stond al veelvuldig in de schijnwerpers en de roddelbladen vóór hij vrouw en kinderen verliet voor Ayaan Hirsi Ali.
    Ferguson ontmoette haar in mei 2009 op het jaarlijkse Time-gala voor de 'honderd invloedrijkste mensen ter wereld'. De Britse media volgden de twee 'beroemde, mooie en academische' verliefden zo nadrukkelijk dat Ferguson, die zichzelf graag omschrijft als 'classic Scottish enlightment liberal', woedend constateerde dat het met de persvrijheid in eigen land helemaal uit de hand is gelopen.
    Behalve tegen de paparazzi trok Ferguson ook ten strijde tegen gerespecteerde collega’s als Ian Buruma en Timothy Garton Ash, die het niet met Ayaans ideeën eens zijn. ...

Iedereen kan gelijk hebben, en ook zo Nial Ferguson in dit geval: Ian Buruma en Timothy Garton Ash zijn, even als hijzelf, marskramers en kooplieden op dezelfde marktplaats als hijzelf: die van gratuite meninkjes op gekalligrafeerde perkamenten rollen.
  Feguson (1964) maakte naam als economisch historicus met een voorliefde voor feiten en cijfers en een afkeer van gepersonaliseer en gepsychologiseer. Zijn bestseller The Ascent of Money was van zijn 'materialistische' werkwijze een voorbeeld.

Weer een ding dat in zijn voordeel spreekt
  'Het wordt zelden opgemerkt dat ik sympathiseer met heel veel wat Marx schreef, met het verschil dat ik aan de kant van de bourgeoisie sta.'

Waarna alle sympathie kan worden opgeborgen, want datgene wat Ferguson hier eufemistisch omschrijft als 'bourgeoisie' is wat hem betreft natuurlijk de oligarchie der rijken en machtigen. Dat wordt zo meteen ook hier duidelijk, na de introductie van het onderwerp van zijn boek:
  Civilization is een omvangrijk maar laagdrempelig werk, waarin Ferguson de vraag tracht te beantwoorden hoe het kon dat een beschaving die medio 1500 weinig voorstelde in de vijfhonderd jaar daarna de hele wereld ging domineren, én in de hele wereld navolging vond.

Wat een interessant onderwerp. Daar is op deze website ook al veel over geschreven  . Eens kijken hoe zich dat ontwikkelt in de handen van een marxistische neoliberaal:
  Talrijker dan de pogingen van westerners hun cultuur op te leggen waren die van resteners om westerse vondsten over te nemen. 'Waarom zijn die Europeanen machtiger dan wij?', vraagt Rasselas, prins van Abessinië, in een werk van de 18de eeuwse Britse lexicograaf Samuel Johnson. De filosoof Imlac antwoordt hem: 'Ze zijn machtiger, Heer, omdat ze wijzer zijn; kennis zal altijd domineren over onwetendheid...'
    Anno 1500 bezaten de toekomstige Europese imperialistische grootmachten nog geen 10 procent van het aardoppervlak. Vierhonderd jaar later was dat meer dan drievijfde. Een minstens zo groot precentage van de wereldbevolking was toen aan hen onderhorig. Bijna 80 procent van de wereldeconomie was in westerse handen. Ferguson onderscheidt zes ontwikkelingen - killer applications, voor de gamers onder zijn lezers - die het Westen zijn tentakels over de wereld deden uitslaan: de competitie die ontstond in Europa door het ontbreken van sterk centraal gezag, de vlucht van de wetenschap, het ontstaan van eigendomsrechten, de medische revolutie, de consumptiemaatschappij en, daar ogenschijnlijk mee in tegenspraak, het protestantse arbeidsethos.   ...

Het is jammer genoeg even onduidelijk of deze laatste opmerking van Ferguson of van auteur Olaf Tempelman stamt. Overigens: Tempelman is ook een bijna of geheel neoliberaal en in ieder geval rabiaat anticommunist, dus in zekere zin maakt dat weinig uit. En zoals we op deze website al gezien hebben: hier zitten ze fundamenteel fout  . Wat te verwachten valt van neoliberalen. Die denken in macht, en dat de goede zaken, zoals de westerse beschaving, van boven komen: een machtige elite of aristocratie. Flagrante onzin, natuurlijk. Machtige elites en aristocratie zijn van alle tijden en alle beschavingen:
  Nog in 1776 noemde Adam Smith China 'een veel rijker land dan welk stuk van Europa'.

Overigens is die opmerkingen over het ontstaan van eigendomsrechten ook iets dat alleen verzonnen kan worden door een door hebberigheid tot stompzinnigheid gedwongen graaier: het recht rond bezit is zo mogelijk nog ouder dan de prostitutie.
  Die ontwikkelingen waren niet afzonderlijk succesvol, maar in wisselwerking met elkaar. Geen van de 'killer apps' beleeft in Civilization zijn première. Dat was, legt de auteur uit, ook niet de bedoeling. Hij wilde in de eerste plaats een compleet boek dat aan zijn drie puberkinderen duidelijk kan maken waarom we in een door het Westen gedomineerde wereld zijn komen te leven, en waarom dat geen reden is voor schaamte.   ...
    Fergusons eerste killer application, de kapitalistische dynamiek die in West-Europa ontstond als gevolg van de fragmentatie en het ontbreken van een krachtig politiek en economisch gezag, zou wel eens de moeder van de vijf andere kunnen zijn.

Fundamentele fout nummer twee: de kern van het kapitalisme: het recht van de sterkste, is gedurende de hele geschiedenis absoluut dominant geweest. Het kenmerk van de westerse beschaving is dat het daarin juist minder is. Maar ook deze fout is te verwachten van neoliberale aanhangers van een machtige elite of aristocratie.
    Waarna er weer wat werkelijkheden volgen:
  Dat alle grote wetenschappelijke doorbraken in de 17de eeuw in Europa plaatsvonden, verklaart Ferguson mede uit de in het christendom besloten scheiding tussen kerk en staat, God en keizer (Mattheüs 22:21). In Europa zat geen goddelijke keizer die op alles toezag, waardoor er in tamelijke vrijheid dingen konden worden ontdekt en uitgevonden. Zoals Europa het van China won door de competitie, zo voorkwamen brainpower en daaruit voortgekomen gunpower dat de Turken in 1683 bij Wenen konden doorstoten.
    In de 19de en 20ste eeuw werden de meeste ontdekkingen op medisch gebied gedaan door Europeanen en Amerikanen. Medicijnen zorgden voor minstens zoveel macht als kanonnen. Wie tropische ziektes de baas kon worden, kon een flink stuk van de wereld aan zijn voeten krijgen.

Om tenslotte weer te ontsporen, zoals ook Tempelman constateert:
  In zijn conclusie laat de materialistische historicus de cijfers de cijfers en laat hij emoties de vrije loop: 'Wat we nu meemaken is het einde van 500 jaar van westerse dominantie'. Degenen die denken dat het zo'n vaart niet zal lopen, moeten bedenken dat het met beschavingen vaak ineens afgelopen is. Met de Inca's was het in het midden van de zestiende eeuw in een paar jaar tijd gebeurd, de Chinese Ming-dynastie deed er een eeuw later niet veel langer over. Zelfs 'de eerste westerse beschaving', het Romeinse Rijk, ging uiteindelijk in één generatie ten onder. Een verschil tussen het Westen en zijn gedoemde voorgangers is misschien wel dat die laatsten zich niet zoveel met hun naderende ineenstorting bezighielden. Als geleerden over vijfhonderd jaar de ondergang van het Westen in kaart gaan brengen, zullen ze op een flink arsenaal boeken uit de vroege 21ste eeuw stuiten waarin alles al helemaal werd voorzien.

Wat een ontsporing is, omdat het niet gaat om het westers zijn in deze beschaving, maar de ideeën die erin zitten. En "het westen" kan niet omver geworpen worden dan door die ideeën over te nemen.
    Oké, dit voor zover de zin en onzin van Nial Ferguson. Maar waar het hier om gaat is de vraag hoe iemand als Ferguson, die zo veel onzin verkondigt, toch daartoe in de gelegenheid is. Nou, hier zijn weer de bekende antwoorden:
  'Het wordt zelden opgemerkt dat ik sympathiseer met heel veel wat Marx schreef, met het verschil dat ik aan de kant van de bourgeoisie sta.'
     Een ander verschil tussen Ferguson en Marx: Ferguson is wel een prettig stilist.

En waar geldt dit argument met name:
  In de Angelsaksische wereld kan de historicus het schoppen tot superster en sekssymbool.

Wat niets te maken heeft met het historicus zijn, maar met het kleurrijke verhalen kunnen vertellen. En nergens (in het westen) wordt daarbij zo mooi en zo fanatiek gelogen als in de Angelsaksische wereld.

De volgende globale buurtredenaar is Francis Fukuyama, in dit geval geïnterviewd door Peter Giesen, ook iemand met een bijzonder slechte smaak in "intellectuele autoriteiten". We beginnen met een korte omschrijving van zijn "beroep op beroemdheid", en een uiting van zijn prutswerk (de Volkskrant, 14-05-2011, door Peter Giesen):
  'VS lijken op Frankrijk voor 1789'

Francis Fukuyama was de held van neo-conservatief Amerika, maar hij keerde zich ervan af. ...

...   Politiek filosoof Francis Fukuyama is een kleine, bescheiden man die beroemd werd met een heel onbescheiden idee: Het einde van de geschiedenis. Zijn essay verscheen in 1989, een paar maanden voor de val van de Muur. Hij werd er een intellectuele superster door, en een rijk man.     ...

Voor ieder mens met enig gezond verstand een opzichtige leugen. De reden waarvan naast een sociologische ook een persoonlijk kantje heeft:
  ... Onlangs verhuisde hij van Washington naar Palo Alto in Silicon Valley. Hij woont nu in een van de duurste buurten Amerika, tussen de miljonairs van Google en Facebook. ...

Want de man verkondigde doodgewoon wat iedereen, dat wil zeggen: alle westerse bestuurders, politici, media, intellectuelen en de rest van de graaiende oligarchie, graag wilde horen. Het grote gevaar voor de graaiende oligarchie, het communisme, was verslagen. Waarna ze dan ook echt goed begonnen met het grote graaien. Overigens was er wel een enkeling tussen de meer gewone burgers die het anders zag, zoals die man die opmerkte dat welke oorlog er dan ook zou stoppen, er één oorlog gewoon doorging: die tussen man en vrouw.
    Overigens: hij denkt het nog steeds, natuurlijk:
  Het einde van de geschiedenis is vaak verkeerd begrepen. Fukuyama heeft nooit bedoeld dat spectaculaire historische gebeurtenissen, zoals oorlogen en aanslagen, voortaan tot het verleden zouden behoren. Niet de fysieke geschiedenis, maar de ideeëngeschiedenis was ten einde gekomen. Na de ineenstorting van het communisme was er geen geloofwaardig alternatief meer voor het liberale kapitalisme. Het is een idee waarin hij nog steeds gelooft. Alternatieven als de Iraanse theocratie en het Chinese staatskapitalisme zullen niet houdbaar blijken.

Natuurlijk is het andersom: is is geen alternatief voor een meer geleide maatschappij: het liberale kapitalisme zal ten onder gaan aan ecologische rampen (tussen twee haakjes: ook slechts een theorie, maar om even te alten zien dat de bewering van Fukuyama niets beter is dan dat: een slag in het duister, en eentje die doe voortdurende onwaarschijnlijker wirtd met iedere nieuwe natuurramp ten gevolge van klimaatverandering).
    Maar het definitieve bewijs van de onbetrouwbaarheid van van zijn denkwerk is dit:
  Tussenstuk:
'We hadden in 1989 nooit uit Afghanistan moeten weglopen'

In 1979 adviseerde een jonge Francis Fukuyama de mujahedin te steunen, de islamitische opstandelingen die in Afghanistan tegen de Sovjet-Unie vochten. Osama Bin Laden zou zich later bij de mujahedin aansluiten. ...

En hij heeft ook onbedoeld toe dat hij een prutser is:
  ...    Heeft hij spijt van zijn advies? Fukuyama: 'Je moet het natuurlijk wel in die tijd zien. We zaten toen midden in de Koude Oorlog, de politieke islam was nog nauwelijks aanwezig. ...

Want dat is het kenmerk van prutsdenkwerk: denken in ideologie en de stramienen van je tijd. Wat hij dus nog steeds doet:
  ...    Overigens hadden de mujahedin toch wel gevochten, ze werden ook gesteund door Saoedi-Arabië en andere Arabische landen. Onze grootste fout niet dat we de mujahedin steunden, maar dat we in 1989 wegliepen uit Afghanistan. Als we toen de seculiere partijen hadden gesteund, hadden we kunnen voorkomen dat de Taliban de macht grepen en Al Qaida een basis verschaften.' ...

Wat volkomen in strijd is met een deel van de beweringen in de rest van zijn artikel, gedaan over de Arabische wereld in het algemeen naar aanleiding van de Tunesische en andere revoluties, dat het ontstaan van democratie een lange tijd van het ontwikkelen van de noodzakelijke instituties vergt. Het ontbreken waarvan in Afghanistan ook met de steun van Amerika tot dezelfde oorlogsachtige toestanden als nu met Afghanistan en Pakistan had geleid:
  ...    De VS steunden destijds ook de Pakistaanse president Zia-ul-Haq, die de politieke islam in zijn land bevorderde. 'We hadden selectiever kunnen zijn in het kiezen van onze bondgenoten. Onze relatie met Pakistan is nu verschrikkelijk. Ik vind Pakistan de engste natie ter wereld. Zeer anti-Amerikaans, in het bezit van kernwapens. ...

    Hoe komen dit soort blunders nu tot stand? Bijna een vast basisingrediënt:
  Francis Fukuyama was een van de denkers achter het neoconservatisme dat onder president George W. Bush tot grote hoogten steeg. Maar in 2004 brak hij met zijn neoconservatieve vrienden. Dat gebeurde na een diner bij het American Enterprise Institute, de denktank waar Ayaan Hirsi Ali tegenwoordig werkt. Feestredenaars als vice-president Dick Cheney en columnist Charles Krauthammer hielden triomfalistische toespraken over een 'unipolaire wereld' waarin supermacht Amerika de dienst uitmaakte.
    'Het was een jaar na de invasie in Irak', zegt Fukuyama. 'Alle aanwezigen hielden vol dat de oorlog een geweldig succes was. Amerika had democratie naar Irak gebracht. In werkelijkheid waren er geen massavernietigingswapens gevonden, nam de opstand in kracht toe en werd de sectarische strijd steeds heviger. De weigering om toe te geven dat je ook maar één fout hebt gemaakt, vond ik verkeerd.    ...

Met als "reddende factor" voor de totale ondergang van Fukuyama dat hij in ieder geval een volstrekte mislukking kan herkennen.
    Wat hem niet vrijwaart voor een grote reeks andere fouten. Een voorbeeld:
  ...    Francis Fukuyama begint aan het einde van het gesprek opeens over Nederland. 'Nederland heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de democratie. Maar de opkomst van het populisme is een substantiële bedreiging voor jullie democratie.'
    Het is een opvallend scherp standpunt voor een gematigd denker, die elke kwestie het liefst van tien kanten bekijkt. Het populisme heeft toch ook democratische kanten? Het geeft een stem aan burgers die voordien niet gehoord werden. 'Dat is wel zo, maar het is ook een klap voor een pluralistische samenleving. Het is één ding om te zeggen: we zijn te politiek correct geweest en we mochten helemaal niet meer over nationale identiteit praten. Maar het is iets heel anders om een nationale identiteit te construeren waaraan een belangrijk deel van je burgers niet mee kan doen.'
    Misschien heeft zijn afkeer van populisme iets te maken met zijn familiegeschiedenis. Zijn grootvader vluchtte na de Russisch-Japanse oorlog van 1905 naar Los Angeles, waar hij een ijzerwinkel begon. Een hard werkende middenstander die zijn best deed een goede Amerikaan te worden. Maar in de Tweede Wereldoorlog werd hij opgesloten in een kamp, omdat de autoriteiten bang waren dat de Japanse Amerikanen voor hun vaderland zouden spioneren.
    'Vanwege die achtergrond ben ik me misschien meer bewust van het gevaar van islamofobie. Het is zo gemakkelijk voor demagogen om daar op in te spelen. Ik vind het gevaarlijk als bevolkingsgroepen die eigenlijk heel zwak zijn, worden afgeschilderd als een geweldige bedreiging voor je eigen cultuur.'

De enorme denkfout hier zijnde het gebruik van de ideologische gelijkstelling: "immigrant" is "immigrant". De Japanse immigrant is iets overkomen wat fout was, dus als de moslim-immigrant iets dergelijks overkomt, is dat ook fout. Daarmee de gelijkstelling plegende: "Japanse (Aziatische) immigrant = moslim-immigrant'.  Een diepe belediging voor zijn eigen volk, want Japanse (Aziatische) immigranten, hebben nog nooit andere groepen uit hun wijk gepest, zijn geen homos van het gastherenvolk gaan vervolgen, zijn niet oververtegenwoordigd in de criminaliteit, zijn niet op joden gaan jagen (gezamenlijke bronnen hier  ), en hebben zich niet gedragen als doortrapte uitbuiters van het sociale systeem  maar als harde werkers.
    Maar Peter Giesen was er wel weer blij mee, vandaar dat het verslag van het interview ermee begon.
    Overigens: Fukuyama zegt, kennelijk ook in dit boek, een paar juiste dingen, over de lange ontwikkeling naar democratie  .

Fukuyama en Ferguson schijven over de moderne maatschappij, maar in de stijl van de historicus van de moderne tijd. Maar ook onder de "klassieke" historici is de invloed van schrijfstijl op de invloed van het geschrevene gigantisch. Vooral in de Engelstalige wereld draait het veel meer om het pakkende verhaal, dan om de accuratesse, werkelijkheidswaarde en wetenschappelijkheid (de Volkskrant, 06-11-2010, door Willem Otterspeer):
  Biografie |  Hugh Trevor-Roper

Engelands beste pen

Hugh Trevor-Roper (1914-2003) was een van de grootste historici van de vorige eeuw. ‘Mijn hoogmoed zal mij ten val brengen,’ schreef hij profetisch.

Voor wie het verhaal kent, werkt de biografie van Trevor-Roper, de man die de intellectuele wereld betoverde met zijn historische essays, toe naar die ene gebeurtenis in 1983. Voor wie het niet weet ontvouwt zich een tragedie die een van de grootste reputaties in de republiek der letteren deed sneuvelen. Juist in dat jaar werden Trevor-Roper (inmiddels Lord Dacre) en zijn vrouw op Windsor Castle uitgenodigd om er te dineren met de koningin en de prins-gemaal. Het was hun ‘sociale apotheose’, zoals Hugh ironisch opmerkte. Net ervoor kreeg hij het bericht dat het Duitse tijdschrift Stern de hand had weten te leggen op de dagboeken van Hitler.   ...

Waarna het langdurig verder gaat over het feit dat die dagboeken vals waren, en aan de karaktertrekken die ten grondslag lagen aan deze "vergissing" van Trevor-Roper. In werkelijkheid is het natuurlijk zo dat aan de competentie tot schoonschrijven diverse andere zaken vastzitten, in diverse mate, die minder tot echt onaangenaam zijn. IJdelheid is maar een kleintje daarin. Iets dat Trevor-Roper ook parten speelde. En iets dat de hele schoonschijnende "klassieke" geschiedenis parten speelt - ven had als de schoonschrijvende moderne geschiedenis.

En de historie is niet het enige menswetenschappelijke vak dat hieraan lijdt. Naast de vanzelfsprekende kandidaat en mogelijke koploper de filosofie, geldt het zeker ook voor de sociologie, en met name de antropologie. Het volgende stuk komt uit de verzameling Menswetenschappen ondermaats, sociologie  , en gaat over Claude Lévi-Strauss, de grondlegger van zo'n beetje de hele antropologie (de Volkskrant, 25-06-2011, door André Köbben):
  Lévi-Strauss droeg kleren van de keizer met zwier

Geloof in eigen voortreffelijkheid en bijval van intellectuelen bepaalden succes Claude Lévi-Strauss.

André Köbben | André Köbben is emeritus hoogleraar antropologie aan de Leidse universiteit. Hij onderkent dat zijn vakgenoot Claude Lévi-Strauss zekere kwaliteiten had, maar die lagen overwegend buiten de wetenschap.

...    1955: Ik lees Lévi-Strauss' toen befaamde dissertatie, handelend over vormen van verwantschap in tribale samenlevingen.
    1957: Twee vooraanstaande Amerikaanse onderzoekers gaan in op stellingen van Lévi-Strauss in genoemd boek. Zij behandelen Lévi-Strauss en zijn werk kritisch maar uiterst fair. Daarom heb ik jarenlang iedereen die het horen wilde hun werkstuk ter bestudering aanbevolen.
    Waar gaat hun kritiek over? Er zijn tribale samenlevingen waarin de aangewezen huwelijkspartner van een man zijn moeders broeder dochter is. Deze huwelijksregel, zegt Lévi-Strauss, leidt tot een grotere mate van samenhang in de gemeenschap en is in die zin een 'betere' samenleving. Hoe komt het dat in sommige stammen deze regel bestaat, in andere niet? Lévi-Strauss veronderstelt dat in oeroude tijden in sommige groepen slimme mensen waren die het nuttige effect van die regel hebben voorzien, in andere niet. Voorwaar een koene veronderstelling! Die echter als onoverkomelijk bezwaar heeft dat zij nooit bevestigd noch ontkracht kan worden door proefondervindelijk onderzoek.
    De genoemde Amerikanen leveren een andere verklaring die wel empirisch te toetsen is. Zij hebben zo'n toetsing ook uitgevoerd, hetgeen hun maanden van noeste arbeid heeft gekost. Lévi-Strauss heeft op hun studie gereageerd, jawel, met een nietszeggende voetnoot.
    1962: Van de filosoof Jean-François Revel verschijnt het boek La Cabale des Dévots oftewel Het Gezelschap der Goedgelovigen. Daarin bindt hij de strijd aan met een reeks hele en halve filosofen, onder wie Sartre, Heidegger en Lévi-Strauss. Zijn bezwaar is dat zij met stelligheid uitspraken doen over zaken die zij onvoldoende onderzocht hebben. 'Goedgelovigen' noemt hij degenen die desondanks de beschouwingen van zulke geleerden klakkeloos voor waar aannemen. Dat doen ze vooral omdat deze geleerden hun ideeën zo meeslepend onder woorden weten te brengen. Meeslepend schrijven, is iets wat Lévi-Strauss als geen ander kon. Vandaar vooral het succes van zijn Tristes Tropiques.
    Lévi-Strauss ontzegt Revel het recht te oordelen over zijn geschriften, 'want', zegt hij, 'ik heb geleefd in een inheemse samenleving. Hoe zou een buitenstaander daarover iets zinnigs te berde kunnen brengen?' Maar Revel wijst erop dat Lévi-Strauss slechts een minuscuul deel van zijn professionele leven besteed heeft aan onderzoek in het veld.
    In 1964 houdt Lévi-Strauss in Londen de prestigieuze Huxley Memorial Lecture. Hij sprak over Crow-Omaha verwantschapsstelsels. Verreweg de meeste aanwezigen waren leken op antropologisch gebied en zullen er geen snars van begrepen hebben.
    De genoemde stelsels komen betrekkelijk zelden voor. Maar toevallig heb ik zelf ooit onderzoek gedaan in zo'n samenleving. Ziehier hoe ik daarop geattendeerd werd;
    Met mijn vaste informant ben ik in zijn moeders dorp. Terwijl wij zitten te praten, loopt een meisje van een jaar of vijf ons voorbij. Hij roept haar bij zich, zet haar op zijn knie en zegt met een voilà-gebaar: 'dit is mijn moeder'. Wat blijkt? De zusters van zijn 'echte' moeder spreekt hij aan met dezelfde term als haarzelf. Dat geldt voor vele samenlevingen. Maar het bijzondere van deze samenleving is dat voor alle vrouwen en meisjes in mannelijke lijn diezelfde term wordt gebruikt.
    Maar nu Lévi-Strauss. Hij beweert dat samenlevingen met een dergelijke terminologie een sprong vooruit betekenen in de evolutie van de mensheid. Hij doet dat aan de hand van een spitsvondige en vergezochte redenering. Wij (twee medewerkers en ikzelf) hebben zijn theorie onderzocht. Dat heeft ons maanden werk bezorgd. We hebben aangetoond dat samenlevingen met een zodanige terminologie helemaal niet de bijzondere plaats innemen in de geschiedenis, die Lévi-Strauss aan hun toeschrijft. Onze inspanningen hebben geresulteerd in het enige artikel in mijn lange loopbaan dat volstrekt onbegrijpelijk is, behalve voor een handjevol ingewijden.
    Amusant was (vonden wij) wat er gebeurde toen wij een overdruk van ons artikel aan hem hadden opgestuurd. Per kerende post kregen wij een briefkaart: 'To acknowledge with thanks receipt of your paper with which I most utterly disagree! Cordially, Claude Lévi-Strauss'.
    In 1975, krijg ik, als tijdschriftredacteur een artikel te beoordelen van P.L. Aspelin, een Amerikaanse antropoloog die onderzoek had gedaan bij de Nambikwara, een indianenstam in het Amazonegebied waarmee Lévi-Strauss in 1938 contact gehad heeft en waarover hij schrijft in Tristes Tropiques. Aspelin toont pijnlijk nauwkeurig aan dat wat Lévi-Strauss over hen vertelt kant noch wal raakt. Wij nodigen Lévi-Strauss uit een repliek te schrijven. In een korte reactie complimenteert hij Aspelin met zijn onderzoek maar gaat niet in op diens kritiek.    ...
    In 2010 verschijnt een biografie van de hand van Patrick Wilcken, getiteld: Claude Lévi-Strauss (New York: The Penguin Press, 404 pagina's). De auteur geeft onomwonden te kennen dat Lévi-Strauss nooit echt antropologisch veldwerk verricht heeft. ...

Vraag 1: heeft Clause Lévi-Strauss ooit wetenschappelijk onderzoek gedaan? Antwoord: Nee. Vraag 2: Waarom heeft Claude Lévi-Strauss zo'n reputatie verworden? Antwoord: ten eerste: hij kon goed schrijven - ten tweede: hij kon goed theoretiseren - ten derde: er is een grote behoefte aan mensen die kunnen goed kunnen schrijven en tegelijkertijd goed kunnen theoretiserend fantaseren.
    Is er in het geval van Claude Lévi-Strauss dus sprake van wetenschap? Antwoord: Nee. Is er bij de  aanhangers van Claude Lévi-Strauss dus sprake van wetenschap? Nee. Hoe groot en invloedrijk is de aanhang van Claude Lévi-Straus? Antwoord:
  Het gebeurde in 1972. Ik word opgebeld door een collega. Hij zegt: 'Ik ben lid van de commissie die de winnaar van de Erasmusprijs moet aanwijzen. Wij denken aan de antropoloog Claude Lévi-Strauss. Wat vind jij als antropoloog daarvan?'
    'Mijn keuze zou het niet zijn. Die man heeft zijn verdiensten, maar hij is geen goede antropoloog. Ik kan mijn mening toelichten, maar dat zal weinig baten. Dat hij het wordt, staat nu eenmaal in de sterren.'
    Zijn werk is door een stoet geleerden uit de meest uiteenlopende vakgebieden besproken: filosofen, linguïsten, historici, noem maar op. Steeds vol lof. Bijvoorbeeld. Een filosoof schrijft: 'Hij is een meesterdenker... hij verbluft als meeslepend verteller en borend graver van de menselijke beschaving... Hij legt de strengste wetenschappelijke eisen aan... Zijn boek Tristes Tropiques is een adembenemend reisverslag, subliem geschreven, het behoort tot de allergrootste werken van de 20ste-eeuwse Franse literatuur.'   ...
        2008. Het jaar van Lévi-Strauss' honderdste geboortedag. President Sarkozy feliciteert hem namens het Franse volk. Hij was lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestuur vraagt mij een rede te zijner ere te houden. Ik sla die uitnodiging beleefd af.
    2009. Het jaar waarin Lévi-Strauss overlijdt. Zijn dood is wereldnieuws. In Nederland wordt hij door de KNAW op passende wijze herdacht.

De invloed en de aanhang van Claude Lévi-Strauss is dus zeer groot, beslaande een belangrijk deel van de antropologie. Vraag: Is er in de hoofdstroming van de antropologie sprake van wetenschap? Antwoord: Nee.
    Tot slot een opmerking die buiten het sociologische vakgebied ligt, maar kenmerkend is voor dit soort denken:
  Neem zijn Mythologiques. Vier boeken over mythen, meer dan 2.000 pagina's omvattend. Ik had me voorgenomen daarvan althans een deel te lezen, maar heb de lectuur al spoedig gestaakt. Zijn interpretaties leken mij wel zeer arbitrair. Zozeer, dat ik me nauwelijks kon voorstellen dat een ander tot dezelfde uitkomsten zou geraken. Lévi-Strauss geeft dat zelf toe waar hij schrijft: 'het doet er niet toe of de gedachtegang van die indianen zijn vorm krijgt door het medium van mijn denken, of omgekeerd de mijne door hun denken'. Iemand heeft dat 'a Neem zijn Mythologiques. Vier boeken over mythen, meer dan 2.000 pagina's omvattend. Ik had me voorgenomen daarvan althans een deel te lezen, maar heb de lectuur al spoedig gestaakt. Zijn interpretaties leken mij wel zeer arbitrair. Zozeer, dat ik me nauwelijks kon voorstellen dat een ander tot dezelfde uitkomsten zou geraken. Lévi-Strauss geeft dat zelf toe waar hij schrijft: 'het doet er niet toe of de gedachtegang van die indianen zijn vorm krijgt door het medium van mijn denken, of omgekeerd de mijne door hun denken'. Iemand heeft dat 'a splendidly egotistical passage' genoemd. ' genoemd.

En ineens doet dat denken aan Arnon Grunberg. Ook zo iemand die zo uitstekend kan schrijven. En talloze 'splendidly egotistical' opinies in zijn columns in de Volkskrant weet te produceren.
 
Twee vliegen in één klap (de Volkskrant, 30-08-2011, ingezonden brief van Quinten Weeterings, Amsterdam):
  Fukuyama en Kadhafi

In zijn column getiteld 'Het menselijk tekort' schrijft Peter Giesen over Saif al-Islam de zoon van Kadhafi (het Vervolg, 27 augustus) en diens academische loopbaan: 'zonder het geld en de intimidatie van papa zou hij maar een doorsnee-filosoofje zijn'. De promotie van Saif bleek al snel een kwestie van uitgekiende fraude.
    Giesen haalt vervolgens het werk van Francis Fukuyama aan om te schetsen hoe een rechtvaardige staat zou moeten kunnen ontstaan vanuit een tribale samenleving.

Conclusie: zowel de opinies van Peter Giesen als Francis Fukuyama zijn evenveel waard als het papier waarvan hun laatste salarisbriefje is gemaakt - ze verkopen hun schrijftalent aan de hoogste bieder.
 
Nog een vakgebied dat volledig gedomineerd wordt door de taalvaardigen: de wereld van de economen. De aanleiding tot het volgende is de financiële crisis in Europa die eind 2011 tot zijn hoogtepunt is gekomen, en vele economen prominente gezichten in de media heeft gegeven. En meest prominent onder de prominenten is Arnoud Boot. Waarbij het deze redactie al snel opviel dat hij bijzonder weinig origineels zei, hetgeen ongetwijfeld een reden van zijn populariteit is, want originele dingen zeggen in dit soort kwesties betekent dat je de ware oorzaken van de financiële crisis aanroert, wat automatisch kritiek op het kapitalisme, het neoliberalisme, de vrije financiële markt, en het rechtse politieke denken inhoudt. En als je kritische opmerking in dit richting gaat leveren, wordt je niet meer gevraagd in de media, die zelf ook vrijwel volkomen kapitalistisch, neoliberaal, voor vrije financiële markten en en economische rechtse denken zijn - ook die takken die zichzelf "links" noemen.
    En alsof om dit te bewijzen, komt de Volkskrant met een hagiografie van Arnoud Boot. dit overigens nadat de vorige hagiografie in deze reeks de persoon van Nout Wellink tot onderwerp had, waarna je op grond van de gezond-verstandredenatie dat je niet in China geweest hoeft te zijn om te weten dat de lucht daar ook blauw is, je meteen al een goede inschatting kan maken van de capaciteiten van Arnoud Boot. Gelukkig legt de auteur van het artikel het ook omstandig uit (de Volkskrant, 29-11-2011, door Bert Wagendorp):
  Wervelwind met een geweldige hekel aan laksheid

Financieel econoom Arnoud Boot staat met zijn grote kennis van de financiële markten in het oog van de storm van de eurocrisis. 'Als ooit een Nederlandse econoom de Nobelprijs wint, is hij het.'

...    Na de lagere school luidde het dringende advies hem naar de mavo te sturen. Meer zat er echt niet in, schreef de school aan zijn ouders. Die stuurden hem desondanks naar het vwo, waar hij zich met hangen, wurgen en een herexamen doorheen sloeg. Hij behoorde er zeker niet tot de uitblinkers. Hij wilde niet onderdoen voor zijn twee slimme zussen, dat was zijn belangrijkste motivatie.
    Toen hij in 4 vwo zat, luidde het advies nog steeds dat hij elke gedachte aan een wetenschappelijke loopbaan meteen uit zijn hoofd moest zetten. ...

Middelmatige intellectuele capaciteiten, dus. Want echte capaciteiten op dit vlak komen, ook al wil je niet, toch naar buiten, bijvoorbeeld door hoge cijfers in de exacte vakken zonder er voor te hoeven werken.
    Maar waarom kan Arnoud dan toch zo hoog stijgen. Nou, hierom:
  In Eersel, een van de acht Kempische zaligheden ten zuidwesten van Eindhoven, was in die tijd, zo rond 1975, een speelveld. ...
    Hij was competitief en provoceerde - maar nooit onsportief. Hij praatte op het sportveld en op school overtuigend en snel - heel snel, vonden de andere jongens. Hij struikelde soms over zijn woorden, zo snel. Alsof z'n tong zijn gedachten niet kan bijhouden, dacht Bas Spaapen, die ook altijd meehockeyde en bij Arnoud Boot op het Rythovius College zat.
    Boot bleef een snelle prater. ...

Waarna je het beeld volkomen rond is. De huidige economie is tenslotte een praatvak dat het niveau van de astrologie nauwelijks of niet is overstegen, en waar ook overtuigingskracht de doorslaggevende factor is.
    Nog wat details voor het vermaak:
  In 1978 ging Boot economie studeren aan wat toen nog de Katholieke Hogeschool Tilburg heette. Niet dat hij zo geïnteresseerd was in economie, maar je moest toch wat. En toen was het alsof hij naar een hogere versnelling schakelde en het gaspedaal diep indrukte. De modellenbouw van professor Schouten sprak hem aan: hij begon economie leuk te vinden. Hij stapte later over naar de researchgroep van hoogleraar Piet Verheyen - de groep die zich bezighield met besluitvormingskwesties en wiskundige optimaliseringsproblemen.

Weet je ook meteen waarom dát vak zo weinig opschiet.
  Piet Verheyen zag een 'wilde jongen' die heel slim was, dat wil zeggen: wild van ideeën. Hij spoot er 25 per uur uit. Verheyen moest hem leren focussen. Boot, zag Verheyen, bezat het talent de werkelijkheid terug te brengen tot eenvoudige modellen en zo de kern van het probleem te benaderen - en meteen ook dicht bij de oplossing te komen.
    En Verheyen zag ook wat iedereen die met Boot in aanraking kwam ook opmerkte: een geweldige energie, gepaard aan een enorme creativiteit. Het heette destijds nog niet 'out of the box'-denken, maar dat was wel precies wat Boot deed. Hij kantelde het probleem, veranderde het perspectief en opeens keek je er anders tegenaan.

Dat kan niet, want als je out of the box denkt in de omgeving van de huidige benepen economische wetenschap, zou je onmiddellijk als "communist", "Marxist" of "Keynesiaan" de laan uit worden gestuurd. Een voorbeeld van het in the box denken:
  Toen Ronald Plasterk financieel woordvoerder werd van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer, was Arnoud Boot de eerste aan wie hij dacht voor een bijspijkercursus haute finance. Als hij belde nam Boot altijd meteen de telefoon op, of hij belde binnen tien minuten terug, altijd bereid zijn inzichten over de financiële crisis met Plasterk te delen. Zoals hij dat overigens met andere politici ook deed.

Waarna Plasterk als financieel woordvoerder van de PvdA meteen voorstelde om eindeloos geld te storten in de Griekse financiële zwarte gat te storten - volkomen volgens de univereel verkochte eurofiele praatjes. Zonder een woord te reppen van de bestemming aan het einde van dat zwarte gat: de Griekse rijken. Zo origineel zijn de ideeën van Arnoud Boot.
    En nog een voorbeeld:
  In Tilburg had de jonge Boot nog iets anders geleerd dan modellen bouwen. ... Iets wat je ook terugzag bij Tilburgse economen als Harald Benink en Lans Bovenberg: een sterk maatschappelijk engagement.

En wat het maatschappelijke engagement is van Lans Bovenberg zijn we hier ook al tegengekomen; hij is een keiharde aanhanger van het Angelsaksische model, wat synoniem is met het neoliberalisme  . De volgende praatjes zijn dus botte leugens:
   Gebaseerd op wat Benink het 'katholiek humanisme' noemde en Wijffels 'de katholieke sociale leer'. Ze onderwezen economie, maar ook filosofie. Altijd was er de waarom-vraag. Altijd: wat zit er áchter de verschijnselen? Dat Tilburgs dna, zei Wijffels, zag je ook bij Boot. Dieper graven en invloed uitoefenen; niet voor jezelf, maar voor een betere samenleving.

En tenslotte:
  Boot werd kroonlid van de SER, lid van de Bankraad van De Nederlandsche Bank (DNB)

En als er één groot financieel instituut is dat wanhopig gedisfunctioneerd heeft over de laatste twintig jaar, dan is het De Nederlandsche Bank, met name onder de leiding van de wraakzuchtige prutser Nout Wellink  . Een wanbeleid waar Arnoud Boot volledige medeverantwoordelijk voor is, en wat genoeg reden is om hem, tezamen met die hele Bankraad natuurlijk, te ontslaan. Sociaal-psycholoog Diederik Stapel is ontslagen voor vergrijpen met minder ernstige gevolgen.
    Het is dus mede de voorkeur voor de verbale boven de inhoudelijke capaciteiten, die economie gebracht heeft in het wetenschappelijke moeras waar ze nu zit. Een andere belangrijke factor is natuurlijk het eigenbelang van de betreklassen, maar deze twee zaken zijn ook nauw verwant.

Weer een politiek geval (De Volkskrant, 11-01-2012, door Joost Zwagerman):
  Polemist Hitchens was meer dan een brallende ruziezoeker

Op 15 december overleed de van oorsprong Britse, maar al jarenlang in de VS residerende polemist, journalist, criticus en mediapersoonlijkheid Christopher Hitchens. In de necrologieën keerden steeds dezelfde wapenfeiten terug.
    Eén: zijn bijna titanische alomtegenwoordigheid in de Britse en Amerikaanse pers en talkshows, waarbij hij in zijn latere jaren meer dan eens duidelijk beschonken in de tv-studio's zijn opwachting maakte.
    Twee: zijn trotskistische jonge jaren, uitmondend in een totale politieke gedaantewisseling, die zich het schrilst openbaarde in zijn adhesie aan de regering-Bush junior, tijdens het arglistig verbinden van Osama Bin Laden aan Saddam Hoessein.
    Drie: zijn luidkeels beleden atheïsme, culminerend in het triomfantelijk getoonzette boek God is not Great (2007), met als veelzeggende subtitel: 'Hoe religie alles vergiftigt.' En vier: zijn soms spectaculaire participerende journalistieke experimenten, waarbij telkens weer het YouTubefilmpje terugkeert waarop is te zien hoe Hitchens vrijwillig de methode van het zogeheten waterboarding ondergaat, waarbij iemand die wordt verhoord en weigert te spreken eens flink met zijn hoofd in een bak met water wordt geduwd - niet kortdurend, dat spreekt voor zich. Hitchens schreef voor Vanity Fair een indringend artikel over die verhoortechniek, met als uitkomst: it is torture, and nothing less.    ...
    En dat terwijl enkele maanden voor zijn dood Arguably was verschenen, naar mijn smaak hét boek dat ons, veel meer dan zijn memoires Hitch 22 (2010) en God Is Not Great, de Hele Hitchens toont, de onvermoeibare en superbe stilist; de eeuwig nieuwsgierige meester-essayist.   ...
   Hitchens' literaire criterium luidde: een essay, kritiek of polemiek moet sexy en swingend zijn, ook voor de lezer die niet in het onderwerp is geïnteresseerd. Als je geen boodschap hebt aan de huwelijkse perikelen van Emma Bovary, mag je toch de artikelen van Hitchens niet overslaan, omdat er op stilistisch niveau zoveel valt te genieten.   ...

Het is natuurlijk geen probleem dat iemand met stilistische gaven de gelegenheid krijgt stukken te publiceren. Waar het probleem is is dat mensen die stilistisch minder sterk zijn, maar inhoudelijk beter argumenteren, níet de gelegenheid krijgen stukken te publiceren.

Nog een specimen van de soort die platitudes combineert met flagrante onzin (de Volkskrant, 16-02-2012, door Noël van Bemmel):
  'Wie het geld verdient stelt de regels'

Volgens de invloedrijke Amerikaanse beleidsadviseur Parag Khanna (34) verkeert de wereld in een neo-middeleeuwse chaos. Traditionele instituten als de Verenigde Naties en de Wereldbank concurreren volgens hem met machtige hulporganisaties, multinationals, bloggers, miljardairs en rocksterren.


...    Diplomatie is het op een na oudste beroep ter wereld, stelt Khanna. Koningen, kerken en handelshuizen stuurden vertegenwoordigers om hun belangen te behartigen. ...

En ook meestal die focus op de figure heads, de "belangrijke personen", terwijl het gaat om sociologische trends, slaande op de massa van de bevolking. En ook deze figuur heeft weer dezelfde achtergrond:
  Tussenstuk:
Wie is Parag Khanna?

Parag Khanna (1977) is een geopolitiek analist, verbonden aan de Amerikaanse denktank New American Foundation in Washington en aan de European Council on Foreign Relations in Londen. Hij adviseerde president Barack Obama tijdens zijn verkiezingscampagne en generaal Stanley McChrystal in Afghanistan. Voor zijn boek The Second World: empires and influence in the new global order (2008), reisde hij drie jaar de wereld over en interviewde achthonderd personen. Daarmee vestigde hij zijn reputatie als strateeg en avonturier. Sinds zijn laatste boek How to run the world: charting a course to the next renaissance (2011) prijkt hij hoog op lijstjes van invloedrijkste analisten. Khanna werd geboren in India en groeide op in de Verenigde Arabische Emiraten, de VS en Duitsland. Hij studeerde internationale betrekkingen aan de Georgtown University in Washington en promoveerde aan de London School of Economics. Hij woont in Londen, maar verhuist dit jaar met vrouw en twee kinderen naar Singapore.

Welbespraakte migranten en kosmopolieten. Woord-marskramers. Elite-nomaden.

Een van de dictators en terroristen van het woord geeft het zelf toe (de Volkskrant, 28-11-2012, column door Arnon Grunberg):
  Beeldvorming

'Hij moest me aardig gaan vinden en tegen me gaan praten', zegt de beroemde journalist Seymour Hersh tegen Julien Althuisius ...
    Maar Hersh zei nog iets anders belangrijks. Hij beweerde dat wij Obama meer vergeven dan George W. Bush.    ...
    Waarom vergeven wij Obama meer dan Bush?
    Omdat de beeldvorming altijd zegeviert en niet de feiten.

En de volgende stap in de vooruitgang van de mensheid kan pas gemaakt worden als deze dictators en terroristen zijn verdreven.


Naar Alfa en bèta, sociologisch, macht woord  , of site home  .

5 mei 2011