Bronnen bij Het Openbaar Ministerie: beoordeling


De Volkskrant
, 15-09-2005, door Tom Schalken, hoogleraar strafrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam

Wás het geblunder in de zaak-Nienke maar een incident

Sinds het leidinggeven bij het Openbaar Ministerie is vervangen door het aansturen van bedrijfsprocessen, wordt er keer op keer geblunderd, meent Tom Schalken.


In de Tweede Kamer wordt vandaag met minister Donner van Justitie gedebatteerd over het dinsdag gepresenteerde evaluatierapport in de zaak van de Schiedammer parkmoord. De minister schreef daarover aan de Kamer een prachtige brief die verplicht aan studenten rechten en criminologie zou moeten worden voorgeschreven.
    Maar klinken zulke mooie aan de rechtsstaat gewijde woorden uit de mond van deze minister eigenlijk wel oprecht? Verdient justitie nu ineens een schouderklopje omdat zij zo moedig in haar eigen keuken heeft laten kijken?
    Het kan geen kwaad in herinnering te roepen dat het de echte moordenaar in de Schiedammer strafzaak is geweest die zichzelf bij de politie heeft gemeld, waardoor aan het licht kwam dat in deze geruchtmakende zaak ernstige fouten zijn gemaakt. Had de dader zich niet gemeld, dan had Kees B. ten onrechte 18 jaar gevangenisstraf plus tbs moeten uitzitten.
    Tegen die achtergrond doet het wat curieus aan dat te midden van alle kruitdampen rond de presentatie van het rapport werd benadrukt dat een dergelijk openhartig onderzoek alleen in een rechtsstaat mogelijk is. Er waren echter in het verleden al zo veel signalen die op een justitiële dwaling wezen, dat moet worden gezegd dat niet de rechtsstaat maar toeval het feilen van politie, openbaar ministerie (OM), rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad aan het licht heeft gebracht.
    Bovendien kan, ondanks alle schuldbekentenissen en excuses, ook niet worden volgehouden dat het om een incident gaat. Als het hele gerechtelijke apparaat met al zijn checks and balances er volkomen naast zit, kán er eenvoudig niet van een incident sprake zijn. Toch wekt minister Donner in zijn brief ten minste die indruk. De omstandigheden in de moordzaak waren 'heel bijzonder', zodat hij geen reden heeft aan te nemen 'dat soortgelijke dwalingen zich vaker hebben voorgedaan'. Hoe weet de minister dat, als de echte dader niet toevallig bekend is?
    Trouwens, als het om een geïsoleerd verschijnsel gaat en niet om een structureel probleem, waarom wil de minister dan dat politie en OM zo veel structurele maatregelen nemen? Het is beschamend te lezen wat onze instanties van opsporing en vervolging allemaal aan elementaire zaken moeten bijleren. Was dit dan tijdens de basisopleiding niet al gedaan? Of tijdens al die vervolgcursussen waardoor de helft van de politie onbereikbaar is?
    Nee, er is wel degelijk iets fundamenteels aan de hand. Op zichzelf is die constatering niet opzienbarend, wel dat nu pas van overheidswege wordt erkend dat er iets aan moet worden gedaan. Die conclusie ligt ook voor de hand als men zich realiseert uit welke opeenstapeling van dommigheden, slordigheden, blunders, foute taxaties en beslissingen de Schiedammer moordzaak is opgebouwd. Het gebeurde niet met opzet, nee, dat moest er nog bijkomen ook.
    Het is evident dat een dergelijk patroon van ernstig onprofessioneel handelen zich niet alleen in deze ene strafzaak heeft voorgedaan. Nog niet zo lang geleden bleek in de zaak van de Twee van Putten precies hetzelfde: onprofessionele politieverhoren die resulteerden in valse bekentenissen, het ontbreken van belastende sporen (wat er wel was, bleek technisch slecht onderzocht) en zeer ontlastend bewijs (DNA van de dader) dat in het nadeel van de verdachten werd weggeredeneerd.
    Het met een dergelijke 'tunnelvisie' klemzetten van een eenmaal opgepakte verdachte, zagen we onder meer ook terug in zaken van de Zaanse paskamermoord en de Leidse balpenmoord. En hoe staat het met de objectiviteit van de opsporing in de Deventer moordzaak?
    Dat het in de Schiedammer affaire om meer dan een incident gaat, kan worden verklaard uit de omstandigheden die tot de geconstateerde onprofessionaliteit hebben geleid. Daaraan liggen grote structurele veranderingen ten grondslag.
    In de eerste plaats is veel expertise op recherchegebied tijdens de reorganisatie van de jaren negentig weggevloeid naar andere onderdelen van de politie. Deskundigen die ruime ervaring hebben met het analyseren van politiedossiers in grote strafzaken, klagen al jaren over het slechte vakwerk dat door de recherche wordt afgeleverd. In Nederland kun je maar beter geen slachtoffer worden van een ernstig misdrijf.
    Daarna kwam de grote reorganisatie bij het OM. De minister trok meer politieke verantwoordelijkheid naar zich toe en zette het OM in het gelid. Politieke scoringsdrift straalde uit naar vervolging en opsporing. De verzakelijking die daarvan het gevolg was, hield het OM steeds meer buiten de rechtszaal. Het eerlijk en onpartijdig afdoen van strafzaken was niet meer de hobby van het OM.
    Daarnaast werd het leidinggeven aan mensen in het OM vervangen door het aansturen van bedrijfsprocessen. Nu zegt de minister dat de parketleiding, die doorgaans achter de vergadertafel is te vinden om prestatiecijfers te analyseren, weer meer leiding moet gaan geven en meer tegenspraak in de eigen organisatie moet organiseren.
    Wiens schuld is het eigenlijk dat dit niet meer gebeurde? Wie de antenne van een organisatie verkeerd afstelt, is verantwoordelijk voor de slechte ontvangst. En wat is de verantwoordelijkheid van de rechter? Die heeft onvoldoende mogelijkheden om te doorgronden wat op basis van het aangeleverde politiedossier in het opsporingsonderzoek al of niet fout is gegaan. De rechter leunt sterk op het OM maar als dat zijn werk niet goed doet, vergroot dat de kans op fouten. Als het OM gaat schuiven, schuift de rechter mee. Tot in alle instanties.
    En de Hoge Raad? Die zit, ook vanwege de werkdruk, niet te wachten op het overdoen van wat in twee instanties al is beslist. Bovendien staat de HR bij de beoordeling van verzoeken om herziening van een strafzaak, een onmogelijk wettelijk criterium ter beschikking. In de Puttense moordzaak moest de Hoge Raad zich in alle bochten wringen en een onjuiste maatstaf aanleggen om de strafzaak te kunnen heropenen. Ons systeem beschikt dus aan het eind van de rechtsgang niet over een toereikende noodremprocedure. De minister is nog niet met een voorstel gekomen om de wet op dit punt te wijzigen.
    Na het lezen van het onthutsende onderzoeksrapport vroeg ik mij ineens af: Hoe wil minister Donner met een politie en een justitie die niet meer in staat blijken het klassieke handwerk fatsoenlijk te verrichten, het terrorisme te lijf?


IRP:   Natuurlijk is de Schiedammer prakmoord geen uniek geval, en natuurlijk werden en worden dezelfde fouten nog steeds gemaakt - om dat de oorzaak veel dieper ligt::


Van: website Ton Derksen, okt. 2007, door Ton Derksen

Mega-Manco’s van het OM in de zaak Lucia de B.

(Dit stuk bevat materiaal uit mijn boek De 100 manco’s van het OM, maart 2008; deze versie: kort, voor website, 1 okt 2007)

In het boek Lucia de B.: reconstructie van een gerechtelijke dwaling analyseerde en bekritiseerde ik vooral de argumentatie van het Haagse gerechtshof. Dat heeft in bepaalde kringen de gedachte doen postvatten dat er dus kennelijk niet veel mis was met de handelwijze van het OM in de zaak Lucia de B. De commissie Posthumus II, die alleen de fouten van het OM en de politie mag beoordelen, zou daarom tegen heropening moeten adviseren. Om dat beeld recht te zetten presenteer ik hier een collectie mega-manco’s van het OM in de genoemde zaak. Er is overigens niets nieuws onder de zon. Dezelfde soort fouten werden ook in de Schiedammer parkmoord gemaakt. Dit leert ons ook dat de nieuwe eis tot motivering voor rechters, hoe goed ook, op zichzelf onvoldoende garantie biedt voor een behoorlijk oordeel.

Waarheidsvinden en waarheidszoeken
De officiële taak van het OM is waarheidsvinding. Het OM ziet dit ook zelf als zijn opdracht. Onlangs nog wilde het OM strafzaken die wegens vrijspraak bij de wet onherroepelijk waren afgesloten, weer kunnen openen, omdat nu door nieuwe technieken de waarheid alsnog te achterhalen zou zijn. Er is dus geen twijfel over het commitment dat het OM ten aanzien van waarheid en waarheidsvinding heeft.
    De taak van waarheidsvinding is voor het OM niet alleen een zaak van vinden. De waarheid moet eerst actief gezocht worden. Het OM is daarom in de eerste plaats een waarheidszoeker. Het OM is tevens een waarheidspresentator. Binnen het Nederlandse rechtssysteem mag de rechter verwachten dat het OM de voorgedragen zaak (zo goed mogelijk) naar waarheid zal voorleggen. Alleen zo kan de rechter een weloverwogen en verantwoord oordeel vellen.

De Zeven Mega-Manco’s voor een waarheidsvinder
Het OM (maar ook de rechter als waarheidsvinder) is aldus gebonden aan de eisen van waarheidsonderzoek en waarheidspresentatie. Het zal zijn onderzoek zo moeten opzetten dat de kans om waarheid te vinden maximaal is. Daarbij moet serieus rekening gehouden worden met de eigen feilbaarheid. Met deze eisen corresponderen verboden. Het zijn als het ware de hoofdzonden, de Mega-Manco’s, die een waarheidsvinder moet vermijden.

Lijdt het onderzoek en de presentatie van een waarheidsvinder aan één of meer van deze Mega-Manco’s, dan is het proces van waarheidsvinding ondeugdelijk geworden. Ik zal hier kort aangeven hoezeer het OM in de zaak Lucia de B. te kort is geschoten. Zonder die manco’s in waarheidsvinding had het Haagse hof een heel andere zaak voor zich gezien. Ik heb hier niet de ruimte om te argumenteren waarom de genoemde mega-manco’s de hoofdzonden voor waarheidsvinding en waarheidspresentatie zijn. Ik meen dat de status van mega-manco’s duidelijk genoeg is. Het probleem is hoe deze te ontwijken.

Mega-Manco I: Onwaarheid Spreken

(a) Lucia de B (LdB): Het OM houdt het hof voor dat iedere gehoorde arts en verpleegkundige heeft verklaard dat het met baby A de laatste dagen van haar leven beter ging. Haar overlijden zou daarom als zeer verdacht gezien moeten worden. Maar dit is onwaar. Vijf artsen en drie verpleegkundigen spraken hun ernstige zorgen uit over het moeilijk te diagnostiseren ziektebeeld van de baby. Met zijn stellige verklaring over de verbeterende gezondheid van baby A. heeft het OM het Haagse hof op het verkeerde been gezet, en niet alleen het hof, ook enkele deskundigen.

(b) LdB: Het OM noemt in zijn requisitoir voor het Haagse hof de zaak baby A als een zaak die er bewijstechnisch uitspringt. Het OM zou bewezen hebben dat baby aan een digoxine-vergiftiging was overleden. Maar het OM en het NFI wisten dat er serieuze betrouwbaarheidsproblemen waren met de digoxine-testen van het bloed van baby A. en dat nog geen bewijs van een digoxinevergiftiging was geleverd. Het NFI vroeg nog vlak voor het einde van het proces aan een Straatsburgs instituut ‘to demonstrate recent administration of digoxin before death’. Dit was ‘the last chance’. Desondanks concludeert het OM vóórdat de (het tegendeel bewijzende) uitslag binnen was dat Lucia ‘opzettelijk en met voorbedachte rade aan baby A. kort voor haar overlijden de digoxine [moet] hebben toegediend’.

(c) Schiedammer parkmoord (SchPM): De Officier van justitie voor de rechtbank in Rotterdam concludeert in het requisitoir dat de verdachte “alles eraan gedaan om zo onopvallend mogelijk te zijn kort na de ontdekking van het misdrijf”. Hij zou zich gedrukt hebben toen hij tussen de mensen stond die van de moord hoorden. Dat is verdacht. Maar, zoals Posthumus in zijn rapport aangeeft, dit is onjuist: (1) de verdachte heeft zelf de centrale 112 gebeld om het misdrijf te melden, (2) hij heeft uit zichzelf zijn naam en adres bij de aanwezige brigadier S opgegeven, hetgeen vele van de overige aanwezige getuigen op dat moment niet hebben gedaan.


Mega-Manco II: Informatie Achterhouden

(a) LdB: Deskundige De Wolff had ter terechtzitting op 5 februari 2004 uitdrukkelijk verklaard: ‘Ik wil niet beweren dat dit altijd in 100% van de gevallen zo is, maar het is een van de karakteristieken van een digoxine-intoxicatie dat bij het intreden van de hartdood het hart gecontraheerd is’. Een hart dat bij de obductie niet samengetrokken is, geeft dus volgens hem een sterke contra-indicatie van een acute digoxinevergiftiging. Het OM heeft De Wolff, ondanks zijn expliciete vraag en ondanks de aanwezige kennis, de informatie onthouden dat het hart van baby A niet-gecontraheerd was. Deze nieuwe informatie zou logischerwijs tot een voor Lucia ontlastende verklaring hebben moeten leiden: een gedilateerd hart is in tegenspraak met de vermeende digoxinevergiftiging. Desondanks heeft het OM niet geschroomd om in zijn requisitoir De Wolff’s verklaring van een bewezen digoxine-vergiftiging centraal in te zetten.

(b) LdB: Het OM laat relevante informatie ten aanzien van de hartproblemen weg. Zo kon het OM het voorstellen dat de baby A in geen geval aan hartproblemen is overleden. Maar de beide patholoog-anatomen noemen die doodsoorzaak expliciet als een mogelijkheid.

(c) SchPM: zowel de Officier van Justitie als de advocaat-generaal wisten van de ernstige twijfels die bij het NFI leefden. Ze wisten ook dat het NFI daarvoor speciaal met hen contact had gezocht. Ze hebben deze kennis niet met de rechters gedeeld.


Mega-Manco III: Misleiding

(a) LdB: Voor de Haagse rechtbank stelt het OM (zich beroepend op de cijfers van directeur Smits) dat er sedert 1996 op de afdeling MCU-1 van het JKZ maar vijf sterfgevallen zijn geweest, en dat Lucia die pas in 1999 in dienst kwam, bij alle vijf sterfgevallen betrokken was. ‘Dat kan geen toeval zijn’, zegt het OM. Dit is misleidend (en onwaar) omdat (volgens diezelfde cijfers) de afdeling MUC-1 vóór november 1999 een andere naam had. Op die afdeling (met welke naam dan ook) waren er sinds 1996 niet vijf maar dertien sterfgevallen. In de drie jaren dat Lucia niet op MCU-1 werkte, waren er daar zeven sterfgevallen. In de jaren dat ze wel aanwezig was, waren er zes sterfgevallen waarvan ze bij vijf dienst had. De officiële sterftecijfers belasten dus niet zoals het OM voorstelt, ze passen juist heel slecht bij het idee van het OM dat in die laatste drie jaren een seriemoordenaar op de afdeling actief was.
    Deze voorstelling van zaken is een gotspe: via een misleidende truc wordt ontlastend materiaal gepresenteerd als belastend materiaal.

(b) LdB: In de zaak baby Ach verheelt het OM niet dat “het heeft gehoopt in deze zaak een morfine-intoxicatie te kunnen bewijzen” (19-20). Het vat de afloop als volgt samen: “[het OM is] er naar [zijn] mening niet in geslaagd in dit geval een morfine-intoxicatie onomstotelijk te bewijzen” (20). Een minder misleidende formulering zou zijn geweest: het OM kon geen enkele concrete aanwijzing voor een morfine-intoxicatie vinden. Afwezigheid van enig bewijs wordt gepresenteerd als net-niet-bewezen-hebben.

(c) SchPM: het OM vertelt de rechtbank: ‘Wellicht ten overvloede: gedurende het gehele onderzoek is er geen andere verdachte in beeld gekomen waartegen een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 SV is gerezen’. Dit is letterlijk waar, maar dit verzwijgt dat de DNA-sporen op een andere man wezen en dat een “verdacht type” in de buurt van de moordplek is gesignaleerd door twee onafhankelijke getuigen.


Mega-Manco IV: Willekeur - gesjacher met deskundigen en verklaringen

(a) LdB: Het OM hecht in de zaak van baby Am geen geloof aan de getuige-deskundige Stoelinga, emeritus hoogleraar kindergeneeskunde, wanneer hij zich, na vele voor Lucia belastende verklaringen, ontlastend uitlaat in geval van baby Am. Deskundige Visser die daar verklaart een niet-natuurlijke dood te zien, wordt dan geloofd. Tegenover Visser aan wiens oordeel zonder opgave van redenen waarde wordt gehecht, staan Stoelinga en twee andere medische deskundigen, een kinderarts en farmacoloog, die de dood wel verklaarbaar hebben geacht.
    In de zaak van baby E is het precies andersom. In deze zaak besluit het OM dat Stoelinga, die zich belastend voor Lucia uitlaat, gelijk heeft: er is een onverklaarbaar incident. Het schuift hierbij het ontlastend oordeel van de deskundigen Visser (professor kindergeneeskunde), een professor neonatologie en een arts aan de kant. Het OM is geheel transparant over de willekeur van zijn keuze: “Uitgaand van de visie van prof. Stoelinga - en daar gaan we in dit geval van uit - betekent dit dat we opnieuw te maken hebben met een onverklaarbaar incident” (Requisitoir p.39). Dit is geen waarheidsvinding maar waarheidsfabulatie.

(b) LdB: Het OM oordeelt zelf dat bij het overlijden van mevrouw Zonneveld geen medisch aanwijsbare oorzaak is. Dit gaat in tegen het medisch oordeel van alle zes geraadpleegde medische deskundigen. Vervolgens concludeert het OM dat haar overlijden een niet-natuurlijke dood is, een moord. En wie anders dan Lucia kan die gepleegd hebben?

(c) SchPM: de aanvankelijk geraadpleegde psycholoog, die de voor de verdachte ontlastende verklaringen van M. betrouwbaar achtte, werd vervangen door een psycholoog die deze cruciale verklaringen niet betrouwbaar achtte.


Mega-Manco V: Geslotenheid voor Kritiek

(a) LdB: Lucia heeft in een aantal gevallen als eerste aan de bel getrokken. Ze was ongerust over de medische toestand van de patiënt. Je zou denken dat dit een teken van betrokkenheid is. En je zou denken dat zulk gedrag ontlastend is. Dat is niet de benadering van het OM: Lucia’s snelle observatie van moeilijkheden pleit tegen haar. Het is ‘een perfecte maskering van haar eigen betrokkenheid’. Zo krijgt het OM altijd gelijk. Helpt Lucia mee, dan verheugt ze zich in de crisissituatie. Is ze er snel bij met een waarschuwing, dan maskeert ze ‘haar eigen betrokkenheid’. Zet ze een te snel lopend infuus zachter, zodat de patiënt niet overlijdt, dan is dat een ‘vorm van superraffinement’. Als ze door een reanimatie van slag is, en niets doet, dan is dat ook weer niet goed. Zeg je wel iets, dan verberg je je schuld. Zeg je niets, dan doe je verdacht.

(b) LdB: Door de Haagse rechtbank is Lucia veroordeeld voor de moord op mevrouw VdPl. Pas in hoger beroep werd duidelijk dat Lucia geen dienst had gehad tijdens die “moord”. Sterker nog, ze was drie dagen weggeweest. De tenlastelegging van moord heeft het OM in hoger beroep laten vallen. Het OM beschrijft haar aandeel als volgt: “de beschrijving ervan maakt hopelijk ook duidelijk dat hier absoluut geen sprake is van een fout van het OM, zoals wel in de media is beweerd.” (requisitoir, p. 59).

(c) SchPM: De advocaat van de verdachte vroeg een deskundigenonderzoek aan om vast te stellen dat de verdachte rechtshandig was. Dit was voor zijn verdachte van belang omdat uit de verklaringen van M. kon worden afgeleid dat de dader linkshandig was. Het OM vond evenwel dat het verzoek moest worden afgewezen, omdat het naar zijn oordeel ging om “een onderzoek naar een hypothese, dat niet bijdraagt aan de objectieve waarheidsvinding”. Dit is een hoogst merkwaardig idee van waarheidsvinding. Het onderzoek zou uiterst relevant kunnen vaststellen dat het onwaar was dat de verdachte de moordenaar was. Waarom wilde het OM hier niet van weten?


Mega-Manco VI: Majeure Argumentatie Fouten (inclusief t.g.v. algemeen menselijke denkinstincten)

(a) LdB: Het OM begaat de kardinale fout om op basis van een onverwachte, onverklaarbare dood te concluderen tot een niet-natuurlijke dood, een fout waarvoor vele medische deskundigen in hun verklaringen hebben gewaarschuwd. De stap van niet-verklaarde dood naar niet-natuurlijke dood gaat o.a. voorbij aan: (1) de inexactheid en onvolledigheid van de medische wetenschap, (2) de gebruikelijke onvolledigheid van de medische gegevens, (3) de feilbare kennis van de aanwezige feilbare artsen, en (4) de mogelijkheid van een medische fout.

(b) LdB: Het OM hecht waarde aan zijn getuige-deskundige De Wolff wanneer hij zich belastend over Lucia uitlaat ofschoon zijn verklaringen over de digoxine-vergiftiging vol zitten met tegenspraken (en dus onwaar zijn).

(c) SchPM: voor de rechtbank merkt het OM op: “Als de verdachte echt onschuldig zou zijn is het absoluut onduidelijk waarom hij zo van streek was. De enkele aanblik van een bloot jongetje zou toch een geheel ander effect op hem moeten hebben.” Maar dit gaat voorbij aan de psychische ontvankelijkheid van de verdachte die bij het OM bekend was. De verdachte zag niet louter een bloot jongetje, hij was vlak in de buurt van een moord met een dood meisje in de struiken.

Mega-Manco VII: Het Magisch Oog om Rechtstreeks de Waarheid te zien.

Het OM demonstreert enkele malen een geloof in eigen superieur vermogen om zonder bewijsmateriaal de Waarheid te zien. Empirisch onderzoek heeft evenwel uitgewezen dat rechters en magistraten slechts een fractie beter zijn dan de gemiddelde mens in het onderkennen van liegen of waarheidspreken Het oordeel van de gemiddelde mens is bijna even vaak verkeerd als goed. De magistraten zitten iets beter, maar niet veel beter. Zeker geen basis om mensen aan te klagen.

(a) LdB: Het OM meent in het geval van Wang te kunnen zien dat de zoon eerlijk is en gelooft dient te worden, ofschoon zijn verklaring strijdig is met verklaringen van zijn zuster en directeur Smits. In grote nood brengt het Magisch Oog uitkomst: ‘Dit alles neemt niet weg dat de verklaring van de zoon van de heer Wang volkomen authentiek overkomt’.

(b) SchPM: In zijn zorgvuldige rapport merkt Posthumus op dat de AG in deze zaak een lijstje had gemaakt met alle ontlastende gegevens plus alle tegenspraken. Desondanks achtte ze de verdachte schuldig aan moord. ‘Het gedrag van de verdachte ter zitting (de zittingzaal verlaten als het te confronterend werd) heeft bijgedragen aan de overtuiging van de AG dat de verdachte de dader was’ (p.147). Posthumus impliceert hier dat de AG kennelijk in staat was rechtstreeks te zien dat de verdachte schuldig was omdat hij geen confrontatie aan kon.


Conclusie

We zien dus dat het OM in de zaak Lucia de B., net als in de Schiedammer Parkmoord-zaak, tegen alle Mega-Manco’s in overvloed heeft gezondigd. Het is dus niet alleen het Haagse gerechtshof dat in de zaak Lucia de B. er een potje van heeft gemaakt. Een heropening van de zaak is dus dringend nodig.


IRP:   Het is dus niet alleen zo dat er een paar vonnissen en werkwijzen moeten worden herzien, het hele rekrutering- en opleidngstraject moet herzien worden. Het blijkt, met name uit de elementaire redeneerfouten op alle niveaus van de organisatie, dat een rechtenopleiding volstrekt onvoldoende is om mensen voor een taak in de rechtspleging voor te bereiden. En dat de startkwalificatie voor beroepen in de rechtspleging sterk omgeschroefd moeten worden.


Naar Openbaar ministerie , Sociologie lijst , Sociologie overzicht , of site home .