Artikel uit de reeks van De Sociale Agenda - in deze vorm van de website

De Volkskrant
, 28-01-2006, door Jaap Dronkers

Hoe kunnen we minder talent onbenut laten? De komende zeven weken publiceren verschillende wetenschappers in het Betoog hun oplossingen voor de zeven sociale vraagstukken. Vandaag bijt Jaap Dronkers het spits af met zijn antwoord op de vraag hoe het onderwijs minder talten onbenut kan laten. Hieronder vindt u de samenvatting zoals die in het Betoog is afgedrukt. Het hele essay van Dronkers vindt u hier. Korte, opbouwende kritiek op het stuk kunt u hier onder kwijt. Heeft u zelf een betere oplossing voor het probleem lees dan hier verder.

Het Nederlandse onderwijs laat te veel potentiële talenten onbenut. Dit probleem is een van de zeven belangrijkste vraagstukken van Nederland, zo hebben de samenstellers van De Sociale Agenda besloten. Mij is gevraagd oplossingen aan te dragen.

Laten we beginnen het probleem nog eens tegen het licht te houden.
Talenten onbenut laten, is verkeerd. Het ‘niet-benutten’ heeft de bijklank van een morele misstap, van iets dat hersteld moet worden. Jezus leerde ons dat talenten gebruikt dienen te worden. In zijn ‘gelijkenis van de talenten’ krijgen drie dienaren geld (talenten) in bruikleen van hun baas, die op reis gaat. op reisgaande baas. Zij worden bij zijn terugkeer afgerekend op hetgeen zij met de hen toevertrouwde talenten hebben gedaan. De dienaar die zijn talent niet heeft willen gebruiken, wordt in de hel geworpen. Deze gelijkenis is van grote betekenis voor de ontwikkeling van de christelijke cultuur. Actief-zijn wordt ermee gerechtvaardigd. Het benutten van je talenten is een moreel goede zaak.
Naast de morele dimensie is er ook een economische rechtvaardiging voor het gebruiken van talent. Om de productiviteit op peil te houden moeten bedrijven de talenten van de werknemers benutten. Bedrijven die dit niet doen, hebben een te lage productiviteit voor een concurrerende prijs/kwaliteitsverhouding van hun goederen of diensten. Zij zullen daarom op termijn verlies maken en verdwijnen.

Wat is er mis met Nederland als we talenten onbenut laten? Dat ligt allereerst aan de samenleving maar ook aan het onderwijs. Onze scholen zijn te weinig effectief, maar hoe komt dat?
Ik wil hier drie redenen aanstippen: 1. Scholen missen voldoende prikkels om effectief te werken. 2. Scholen worden verkeerd beoordeeld, 3. Leraren zijn onvoldoende opgeleid.

Eerst punt 1. Nederlandse scholen zijn minder effectief dan ze zouden kunnen zijn omdat ze te vaak een monopoliepositie hebben. De schaalvergroting in het voortgezet onderwijs in de jaren ’90, afgedwongen door de overheid in haar bezuinigingswoede, heeft in veel regio’s de concurrentie tussen scholen de nek omgedraaid. Het is mogelijk dat scholen onder hetzelfde bestuur worden aangemoedigd elkaar te beconcurreren en dat voor enige tijd ook doen. Maar de ervaring leert dat de meeste managers en bestuurders op de lange termijn een hekel hebben aan concurrentie binnenshuis en die onderlinge concurrentie onmogelijk maken. Veel ROC’s zijn trieste voorbeelden van dergelijke monopolies.
Punt 2 betreft het beoordelen van de kwaliteit van scholen. Talenten benutten betekent bepaalde kennis en vaardigheden leren, niet een aantal jaren op school zitten of een diploma krijgen. Het is daarom onjuist dat het beleid het percentage drop-outs als een kwaliteitskenmerk van een onderwijsstelsel neemt. Het gaat niet om het aantal gediplomeerden, maar om de hoeveelheid verworven kennis en vaardigheden.
De onderwijsinspectie bemoeit zich bovendien met zaken die haar niet behoren aan te gaan, zoals de manier waarop scholen hun lessen invullen. Deze externe controle vernietigt de verantwoordelijkheid van de betrokkenen voor de kwaliteit van hun werk, en dat is juist een belangrijke voorwaarde voor een effectieve school.
Mijn derde punt gaat over de leraren. Die zijn onvoldoende opgeleid. Vroeger waren ze relatief hoog geschoold, terwijl de gemiddelde ouder dat toen nog niet was. Nu we leven in een hooggeschoolde samenleving, moet het kennisniveau van onderwijzers omhoog.
Het tegenovergestelde is gebeurd. Veel lerarenopleidingen zijn in een negatieve spiraal van bezuinigingen terechtgekomen. Ook verwarren ze inhoud en vorm. Daardoor heeft een aantal opleidingen een te lage kwaliteit.

Hoe gaan we deze problemen oplossen?
Hoe creëren we scholen met een zo hoog mogelijke effectieve onderwijstijd, die allerlei talenten (handvaardigheid, techniek, wiskunde, talen, kunsten, letteren, etc.) stimuleren en zich daarin ook mogen specialiseren?

Mijn voorstel is geen lijst van recepten voor de inrichting van effectieve scholen. Die lijsten bestaan al en recepten kun je niet bindend voorschrijven. Goede leerkrachten moeten zelf uitmaken wat de beste aanpak is in hun situatie.
Mijn voorstel wil slechts voorwaarden scheppen. Daarbij kies ik nadrukkelijk voor investeren in het basis- en voortgezet onderwijs, omdat dit het meeste rendement oplevert voor een zo groot mogelijke groep Nederlanders.
Ik kies ook voor zo goedkoop mogelijke oplossingen (je kan een euro immers maar een keer uitgeven) en voor maatschappelijk realiseerbare oplossingen (we leven niet in Utopia). Zo kom ik tot vier actiepunten:
Oplossing 1: Laat scholen onderling concurreren.

Scholen worden effectiever door onderlinge concurrentie. Onderwijsinstellingen moeten dus weer worden opgebroken in kleinere bestuurlijke eenheden, zodanig dat er per regio meerdere aanbieders van eenzelfde onderwijstype zijn en er dus concurrentie om leerlingen en leerkrachten kan ontstaan.
Ik pleit hier niet voor kleine scholen: het is niet waar dat leerlingen op kleinere scholen betere leerprestaties hebben. Ik wil alleen de mogelijkheden tot concurrentie tussen scholen vergroten, zodat ouders, leerlingen en leerkrachten meer keuze hebben.
Hiervoor moeten we de vrije schoolkeuze door ouders van leerlingen wettelijk vastleggen en elke financiële en sociale selectie verbieden. Concurrentie zal de effectiviteit van scholen verbeteren en dus potentiële talenten stimuleren.
Oplossing 2: Leg het bestuur in handen van ouders en leerkrachten.
Scholen zijn effectiever naarmate leerlingen, leerkrachten en ouders zich meer bij hun school betrokken voelen. Die betrokkenheid wordt groter als ouders en leerkrachten mede-eigenaren zijn van de school.
Uit Europees onderzoek blijkt dat religieuze scholen (ook niet-christelijke scholen) effectiever zijn dan vergelijkbare openbare scholen. De leerlingen op deze scholen vallen minder uit en presteren beter. Dit komt omdat ouders en leerkrachten van deze scholen zich meer bij de school betrokken voelen. Om de betrokkenheid van ouders en leerkrachten te versterken, moet het schoolbestuur door hen worden gevormd, aangevuld door vertegenwoordigers van de samenleving (gemeente, religieuze groepering, werkgevers, bijvoorbeeld). Dit laatste vooral omdat het onderwijs ook een groot maatschappelijk belang dient.
Het bestuur van alle onderwijsinstellingen wordt zo een rechtspersoon, waarvoor tripartiet (leerkrachten, ouders, vertegenwoordigers van de samenleving) leden worden voorgedragen.
De besturing door direct belanghebbenden, gecombineerd met een resultaatgerichte kwaliteitsbewaking, vergroot de betrokkenheid van ouders en leerkrachten bij hun onderwijs en zo de effectiviteit van scholen.
Oplossing 3: Beoordeel scholen alleen op de leerprestaties van de leerlingen.

De kwaliteit van alle onderwijstypen moet gegarandeerd worden door een centraal eindexamen.
Dit voorkomt dat scholen in schijn effectief worden, doordat ze te gemakkelijk diploma’s uitreiken. Hierdoor worden leerlingen opgescheept met een waardeloos diploma en blijven hun talenten onbenut.
Alles moet draaien om de leerprestaties van de leerling. De beoordeling door de onderwijsinspectie van onderwijsmiddelen en -vormen moet worden gestaakt. Alleen zo wordt de verantwoordelijkheid van de onderwijzers en scholen gestimuleerd, en daarmee ook hun effectiviteit.
De inspectie moet zich beperken tot resultaatgerichte kwaliteitsbewaking. Een school die onder de maat presteert moet geen ‘verbetertraject’ krijgen, maar moet onmiddellijk door de onderwijsinspectie gesloten en failliet verklaard worden. In een dergelijk geval worden de onderwijzers werkloos. Dit is hard maar nodig. Want het zijn de leerlingen die het slachtoffer worden van slechte scholen en leerkrachten, en zij kunnen hun schooltijd niet overdoen in een ‘verbetertraject’.
Oplossing 4: Verbeter het niveau van de leerkrachten.
Beter opgeleide onderwijskrachten maken scholen effectiever. Nieuwe leerkrachten en docenten zullen vaker gerekruteerd moeten worden uit universitair geschoolden. Ook wordt geregelde bijscholing van onderwijzers verplicht. De docenten van de toekomst krijgen daar concurrerende arbeidsvoorwaarden voor terug.
Dat kan niet in één klap. Niet elke leerkracht in elk vak heeft een universitaire opleiding nodig. In het beroepsonderwijs worden veel vakken gegeven die geen academische pendant hebben (bijvoorbeeld koken) en die eerder praktische ervaring vergen. Bovendien zijn er voor het basisonderwijs jaarlijks zo’n zesduizend nieuwe onderwijzers nodig: die komen gewoon niet uit het universitair onderwijs.
Daarom kunnen we de verhoging van het opleidingsniveau van onderwijzers beter beginnen met het benoemen van meer academici op sleutelfuncties in scholen (bijvoorbeeld wel als schoolhoofd in de basisscholen). Dit zouden eventueel ook specialisten kunnen zijn (orthopedagogen, onderwijskundigen, toetsontwikkelaars, etc.), zodat de professionaliteit binnen de scholen terugkeert.
Tegelijkertijd investeren wij fors in de bijscholing van zittende docenten: niet vrijblijvend zoals nu, maar verplicht. Deze bijscholing leidt tot een hoger niveau of, bij mislukking of weigering, tot ontslag. Een kwaliteitsregister van leraren geeft kiezende ouders de mogelijkheid meer te weten te komen over de kwaliteit van de onderwijzers van hun kind.

Uiteraard moeten onderwijzers tijd en geld krijgen voor hun professionele ontwikkeling. De ambitie van de beroepsgroep kan hersteld worden door doorstroming naar zwaardere opleidingsniveaus mogelijk te maken. En uiteraard krijgen leerkrachten op scholen met veel achterstandsleerlingen extra salaris, als blijk van waardering voor hun zware werk.
Tenslotte moet een verhoging van het opleidingsniveau van onderwijzers ook gevolgen hebben voor de opleidingen die zij zelf volgen. Omdat scholen bedoeld zijn als instituties om kennis en vaardigheden over te dragen aan een volgende generatie, moet het verwerven van die kennis en vaardigheden door de aspirant-onderwijzer centraal staan en niet de didactiek of pedagogiek. Dat laatste is niet onbelangrijk, maar is uiteindelijk alleen maar de vorm, terwijl de kennis en vaardigheden de inhoud van het onderwijs/leerproces zijn. Een vorm zonder inhoud, hoe mooi dan ook, is niets; in dit geval levert het slechte leerkrachten op, en ineffectieve scholen, en een samenleving vol van onbenut talent.



Terug naar Onderwijsbeleid, lijst , Rijnlands beleid , Rijnlands beleid, overzicht  , of naar site home .