Bronnen bij Alfa's en bèta's, sociologisch: onderwijs

In de jaren na de oorlog was werken vrijwel exclusief iets voormannen - iedereen trouwde en vrouwen zorgden voor de kinderen. Werkende vrouwen waren geconcentreerd in beroepen die te maken hadden met verzorging: verpleging, kleuteronderwijs en dergelijke - zeg maar: "plaatsvervangende moeder"-beroepen.

Dat is allemaal veranderd, en in sommige beroepen zijn vrouwen dominant geworden. Met als eerste natuurlijk die beroepen waar ze al in zaten: de medische wereld en het onderwijs. In het onderwijs begon dat met de uitvoerende beroepen, maar de laatste decennia zijn daar ook de beleidsmatige bijna gekomen: pedagogen, onderwijsdeskundigen, het zijn veelal vrouwen. De directeur-generaal onderwijs gedurende lange tijd: een vrouw - staatssecretarissen onderwijs: vrouwen.

In hetzelfde tijdsbestek waren er een andere ontwikkeling gaande: grotere delen van de bevolking gingen naar hoger onderwijs, scholen werden groter, en onderwijs werd anders. dat laatste betrof de gestage overgang van het aanleren van specialistische kennis naar algemene vaardigheden - het ideaal gedurende lange tijd was: iedereen naar het algemeen vormende onderwijs. Huishoudschool (huishoudelijke werkzaamheden leren) en ambachtsschool (technische vakken leren) werden gesloten en de leerlingen gestopt in de lesbanken samen met de mulo'ers. En vervolgens werden de concrete vakken als "Nederlands", en Engels" grotendeels vervangen door diverse vormen van leerling-gebaseerd leren ("competentie gericht onderwijs"): zelf werkstukjes schrijven, zelf zaken opzoeken, in groepjes projectjes doen. Met als motivatie: Het haalt de dwang uit het onderwijs dus leerlingendoen dat liever, het bevordert de zelfwerkzaamheid  en zelfstandigheid - als leerlingen competenties leren, hebben ze geen kennis meer nodig, want die kennis veroudert snel en nieuwe kennis moeten ze zelf kunnen opzoeken. En in de moderne maatschappij is iedereen zelfstandig worden, dus dat moeten ze op school al leren.

Die laatste reeks opmerkingen klinken op het moment van schrijven gelukkig als enigszins schrijnend, omdat het nu (2010) redelijk algemeen gedragen  kennis is dat het eindproduct van dit proces nogal wanstaltig is geworden: een sterke daling in het niveau en structuur van het onderwijs  . Desalniettemin: toen men dit allemaal opschreef en propageerde, klonk het iedereen prachtig in de oren, en het werd dan ook dwingend opgelegd. Vanuit het onderwijsveld waren wel tegengeluiden te horen van leraren die beter wisten, maar die geluiden werden gesmoord in kreten als "ouderwets, "conservatieven", "rechts", en "dwarsliggers' - en ontslag - zie voor een beschrijving van de stand van zaken in 2005 hier  .

Hierbij past dus nog een kleine verfijning: in 'klonk iedereen prachtig in de oren' staat 'iedereen' voor iedereen in de betrokken beleidssectoren. Allemaal alfa- en gamma-intellectuelen - de al genoemde pedagogen, onderwijskundigen enzovoort. En de bijbehorende politici.

De onderwijsramp, want zo wordt het inmiddels wel genoemd, is dus een alfa- en gamma-onderwijs-ideeën ramp. Zoals de deelaspecten ervan laten zien, bij vergelijking met de karakteristiekentabel  .

Ten eerste: het is een ideologie ramp. Want achter die alfa-gamma onderwijsideeën zit een ideologie: "Alle mensen zijn gelijk"   :  iedereen is geschikt voor algemeen vormend onderwijs, en iedereen kan iedere vorm van onderwijs aan - men stelde zich de doelen al: minstens vijftig procent van de leerlingen naar het hoger onderwijs. Enigszins raillerend gesteld: iedereen naar de universiteit - wat niet eens zo raillerend is gezien de voorstellen om hbo en universiteit samen te voegen. Zo min mogelijk scheiding, zo min mogelijk cijfers, zo min mogelijk beoordeling, zo min mogelijk ongelijkheid.

Ten tweede de verschuiving van inhoud naar vorm. Niet meer kennis en feiten leren, maar competenties verwerven. En dat begint al op de basisschool. Het volgende is uit een utzending van Pauw & Witteman (04-05-2009) over analfabetisme  .
  Daphne Deckers omschrijft de huidige lagere school als een pretpark (het hele fragment, met kleine spreektaalcorrecties (vanaf 11:25)
  Wat ik merk gewoon aan de basisscholen, en aan de verhalen die ik hoor van vrienden en als je gaat voorlezen op scholen …scholen … de basisscholen in Nederland hebben best wel een hoog Efteling gehalte. Het moet allemaal heel leuk zijn, en gezellig, leuke projecten. En dat komt allemaal vanuit een heel góéd dóél, vanuit hele goede ideeën. Ze willen dat kinderen het leuk hebben. Dat ze leren over de natuur, ze gaan door het bos wandelen en ze gaan naar een museum en ze gaan dingen bekijken met z’n alleen naar het theater en ze gaan marktje spelen en dit en me dat. En dan vraag je je als ouder wel eens af [nadrukkelijk:] “Wordt er ook nog gerekend?”.Weet je. Maar die kinderen, die vinden dat heel erg leuk. Maar als je dan ziet dat in België dat ze al op hun derde beginnen aan de lagere school dan pakken ze al een jaar erbij en als je dan bedenkt dat wij dus kinderen van school sturen met een tweejarige taalachterstand dan denk ik van goh, moet je dan niet een jaar eerder beginnen en misschien van die leuke dingen er iets afhalen en terug naar het taal- en het rekenonderwijs?

Op dat punt neemt staatssecretaris Marja van Bijsterveldt het woord, maar ze wordt onderbroken door een groot applaus van het publiek – het enige van de uitzending.

En dit plant zich voortop alle verdere lagen, maar richt veruit het meest schade aan op de lagere opleidingen als de roc's, vmbo's, en mbo's (De Volkskrant, 19-03-2010, van verslaggever Robin Gerrits):
  Mbo-koepel wil de problemen boven tafel krijgen

Het mbo heeft een groot imagoprobleem. De MBO-Raad inventariseert de pijnpunten.

‘Ik lijd als ik die studenten op tv zie klagen over hoe weinig les ze krijgen. Ik denk meteen: gebeurt dat bij mij?’ zegt Rien van Tilburg, collegevoorzitter van agrarisch opleidingencentrum Clusius College in Noord-Holland.
    Het middelbaar beroepsonderwijs kampt met een fors imagoprobleem. De grootste schoolsoort (500 duizend leerlingen, 50 duizend docenten) komt de laatste tijd negatief in het nieuws: zwakke opleidingen, klachten over lesuitval en roosterchaos, scholen die verdrinken in onwerkbaar gedetailleerde lesvoorschriften en leerlingen die meer gedrag krijgen bijgebracht dan vakkennis.   ...
    Woensdag gingen vier directeuren van roc’s (regionaal opleidingencentrum, met name mbo) aan tafel met Ahmed Marcouch, oud-stadsdeelvoorzitter van Slotervaart. Hij gaf in februari mbo-leerlingen een stem die zich afvroegen of ze nog wel op een school zaten omdat ze sommige vakken al meer dan een jaar niet kregen. ‘Zelf je schoolweek invullen is echt te veel gevraagd van 16- of 17-jarigen.’
    Het hele mbo-veld begint last te krijgen van dat slechte imago, zei Van Tilburg. ‘Het slaat op iedereen terug. Daarom moeten we benoemen waar het fout gaat.’   ...

Het zeer verhelderend antwoord die laatste sociaal-correcte opmerkingen stond een paar dagen in dezelfde krant (De Volkskrant, 23-03-2010, ingezonden brief van Hans Woutersen, Rotterdam)
  Geen imagoprobleem, gewoon slecht onderwijs

Met verbazing las ik het artikel over het imageprobleem in het mbo (Binnenland, 19 maart). Het probleem is natuurlijk niet het slechte imago, maar het slechte onderwijs.
    Inderdaad, ik ben een totaal afgebrande docent wiskunde die drie jaar geleden, na een carrière van 27 jaar, het mbo -onderwijs heeft verlaten.
    Nadat in 2002 het competentieonderwijs in de ICT-sector was ingevoerd, heb ik vijf jaar tevergeefs gestreden voor het aanbrengen van een gedegen theoretische ondergrond.
    Hoe moeilijk dat is geweest, mag blijken uit het feit dat de eerste stap bij de invoering van het competentieonderwijs was om alle theorielessen te schrappen. Leerlingen moesten hun competenties verwerven door het uitvoeren van projecten.
    "Besloten is alle toetsen af te schaffen"
    Omdat er geen theorielessen meer werden gegeven, is daarna besloten alle toetsen af te schaffen. U leest dit goed, tijdens de hele twee-, drie of vierjarige ICT-opleiding mochten er geen toetsen, repetities of schriftelijke overhoringen worden gegeven. Alle beoordelingen werden middels (groeps-) projectbesprekingen gedaan.
    Uiteindelijk heb ik de handdoek in de ring geworpen. Overigens is mijn docentenbaan overgenomen door een heel aardige man – die louter een havo-opleiding heeft genoten.

En wie een nog schrijnender illustratie wil, kijke naar de volgende reportage van het onderzoeksprogramma Zembla, 21-03-2010  . Zie de persoon en reacties van de sprekende roc-directeur (inclusief spreekverbod voor klagers), en de waarschijnlijk nog erger figuur van de niet-sprekende roc-directeur - je gaat denken aan Toonder's "Super en Hyper"  , of  Van Kooten en De Bie's "Jacobse en Van Es"  . Let ter vergelijking ook nog op de kleinschalige meubelmakersschool, waar nog (gewoon!) les wordt gegeven. "Schijnend" is niet meer het juiste woord - wat je hier ziet geïllustreerd, is de verlies van op zijn minst enkele onderwijsgeneraties.

Ten derde: de praktische bevestiging van de sterke achteruitgang van de bèta-vakken in het onderwijs en überhaupt de belangstelling ervoor. Hoe sterk dat is, blijkt uit het geval dat er sprake is van enige verbetering (uit: de Volkskrant,12-02-2010, van verslaggever Robin Gerrits):
  Bèta-ouders gewild op Schiedamse school

Door het oudernetwerk zien de leerlingen van Spieringshoek het echte bètawerk.

Tussentitel: Het aantal leerlingen dat een exact profiel kiest, is met 35
                  procent gestegen


Soms is er niet eens een probleem nodig voor een goede oplossing. Op scholengemeenschap Spieringshoek (havo-vwo) in Schiedam was de betrokkenheid van ouders 'niet slechter of beter dan elders', zegt rector Rob van Oevelen. Maar sinds de invoering van het Oudernetwerk: is het enthousiasme van vaders en moeders van leerlingen spectaculair gegroeid.
    Het Oudernetwerk heeft een vaste kern van zo'n dertig, veertig ouders die elkaar op een vriendelijke manier de loef afsteken met manieren om hun betawerkkring aan de school te koppelen, en de leerlingen bij hen op de werkvloer te krijgen. Zo konden leerlingen van Spieringshoek via een ouder, die cardioloog is, van dichtbij een hartoperatie meemaken. Ook de bereiding van pindakaas heeft voor hen geen geheimen meer.
    Het netwerk ontstond een jaar of vijf geleden. 'We wilden met meer leerlingen op excursies bij Unilever dan ze daar konden hebben', zegt biologielerares Thera Kokx, die de contacten met het bètawerkveld onderhoudt. 'Ook bij bedrijven als Shell was geen ruimte. Toen heb ik alle ouders in een brief verzocht om, als ze in de bètarichting werken, na te denken of ze iets konden betekenen.'
    Het gaat erom leerlingen voor hun profielkeuze in de derde klas te interesseren voor exacte en technische studies. 'Er heersten nog vooroordelen: saai, vieze handen, witte jassen en veiligheidsbrillen', zegt Kokx.

Als scholen iets ondernemen met de buitenwereld, is het museum, theater enzovoort. Als scholen binnen de school iets aparts ondermen, is het zang, theater enzovoort. Oftewel: de scholen zijn strak alfa-gericht. Geen wonder dat de belangstelling voor bèta-vakken zo is gedaald (DePers.nl, 09-12-2009):
  Bètascholieren blinken uit

Nederlandse scholieren in de zesde klas van het vwo blinken uit in natuurkunde. Ze zijn ook goed in wiskunde. Maar in vergelijking met andere landen doen in Nederland wel weinig scholieren eindexamen in natuurkunde en wiskunde op het allerhoogste niveau.

Dat blijkt uit een internationaal onderzoek dat voor Nederland is uitgevoerd door de vakgroep onderwijskunde van de Universiteit Twente. ...
    ... In Nederland deden leerlingen van 228 scholen mee. Deze leerlingen hebben wiskunde 1 en 2 en natuurkunde 1 en 2 in hun vakkenpakket en volgen meestal het tweedefaseprofiel Natuur en Techniek.    ...
    In Nederland heeft maar 3,5 procent van alle eindexamenkandidaten natuur- en wiskunde in het vakkenpakket. In andere landen ligt dat aantal veel hoger. Het aantal meisjes met de 'zwaarste' wiskunde in het pakket is zelfs het laagst van alle landen. Samen met Libanon heeft Nederland ook de minste vrouwelijke docenten die op dit niveau wiskunde onderwijzen. Meisjes met het profiel Natuur en Techniek kiezen ook niet zo vaak voor een technische vervolgstudie. Van hen geeft ongeveer een derde de voorkeur aan een medische studie, terwijl driekwart van de jongens iets met techniek gaat studeren.   ...

Wat natuurlijk uiteindelijk ook zijn weerslag heeft in het docentenkorps:
  De onderzoekers constateren dat 40 procent van de scholen in het schooljaar 2007/2008 al moeite had om voldoende hooggeschoolde natuur- en wiskundedocenten te vinden. Dit tekort zal alleen maar groeien, vrezen de onderzoekers, aangezien twee derde van de docenten die nu les geven ouder is dan vijftig jaar. De meerderheid geeft al meer dan twintig jaar les en is zelf ook afgestudeerd in de bètawetenschappen.

En iets dat zich ook in de rest van de maatschappij voortplant. Let in dat verband ook nog eens op die allereerste zin in het "Schiedam"-artikel:
  Soms is er niet eens een probleem nodig voor een goede oplossing.

Kennelijk is deze op onderwijs gespecialiseerde journalist er niet van op de hoogte dat er op alle lagen in de maatschappij, met als meest essentieel natuurlijk in de economie, een schrikbarend gebrek is aan bèta-mensen en een grote behoefte aan de innovatie die ze brengen  . Maar alle gamma-opleidingen zitten overvol, en iedere derde Nederlander vindt zijn beroep in het verkopen van hypotheken aan de overige twee  .

Het vierde aspect van de dominantie van de alfa-gamma's in het onderwijs en de bijbehorende achteruitgang is een min of meer parallel aspect. Dit is namelijk het proces van de feminisering. In theorie is er geen verschil tussen man en vrouw aangaande dit soort houdingen en processen - de praktijk wijst echter anders uit. Een decennium of drie terug was de aanspreektitel van een collegezaal op de toen nog TU-Delft: "Mevrouw, mijn heren" - en dat was op de gezamenlijke colleges van vier studierichtingen. Dat is gelukkig drastisch veranderd, maar niet zo drastisch dat er er sprake is van evenwicht - verre van dat. En aan de andere kant van de medaille: de alfa- en gamma studierichtingen worden overbevolkt door vrouwen. Er is ook hier sprake van een duidelijke tweedeling, en eentje die samenvalt met de alfa(gamma)-bèta scheidslijn.

Dit samenvallen van de man-vrouw- en alfa-bèta-tweedelingen heeft samen met de feminisering van het onderwijs bijgedragen en draagt bij aan de ver-alfa-isering van dat onderwijs. En, weer langs datzelfde parallelle traject, aan een slechtere positie voor de jongens (van Volkskrant.nl, Opinie, 10-02-2010, door Ferry Haan):
  Onderwijs spuugt 'onze jongens' uit

Jongens presteren slechter dan meiden in het onderwijs. Een onderzoek naar de oorzaken zou helpen deze kapitaalvernietiging te stoppen. Minder en minder jongens halen de universiteit.

Tussentitel: 'Meer toezicht en dwang van ouders zou jongens helpen'

Vorige week besloten weer drie jongens te stoppen met het vwo. Van een vriendengroep van acht knullen die met hetzelfde advies naar de middelbare school ging, houden nog twee het vol op het hoogste niveau. De anderen kozen al eerder voor de havo.
    Jongens en het voortgezet wetenschappelijk onderwijs gaan steeds slechter samen. Ik maak me grote zorgen over deze trend en vraag mij af of deze te keren is. Ik heb vermoedens over de oorzaken, maar kan er toch niet precies mijn vinger op leggen. De situatie op mijn school is geen uitzondering. Overal doen de meiden het goed en blijven de prestaties van de jongens achter.   ...
    Landelijke data over jongens en meisjes in het onderwijs zijn gebrekkig. Ik heb nergens een verdeling gezien van jongens en meisjes gedurende de schooljaren op de middelbare school. Mijn vermoeden is dat meer jongens dan meisjes ‘afglijden’ naar een lager niveau dan ze aan zouden kunnen. Op welke leeftijd de breuk plaats vindt, weet ik niet. Meiden maken wel al jaren de meerderheid uit van de instroom op de universiteiten.
    Maar wat verklaart deze trend? Het helpt om onderscheid te maken tussen oorzaken op de basisschool, oorzaken thuis en oorzaken op de middelbare school. De afhakers die ik zie in de derde, vierde en soms zelfs vijfde klas van het vwo zijn de laatste in een lange rij.
     Er gaat met jongens al veel mis in het basisonderwijs. Ik heb zelf twee zonen en een dochter op de basisschool, dus ik ben een ervaringsdeskundige. Vanaf de kleutergroepen krijgen meiden de duim omhoog van de juf voor gedrag en inzet. Jongens zijn voor veel juffen lastiger en moeten vaak gecorrigeerd worden. Ze krijgen vaker op hun kop. De duim gaat naar beneden.
    Het probleem is natuurlijk dat de meesters uitsterven op de basisschool. Een lerarenkamer met alleen vrouwen is eerder regel dan uitzondering. De jongens missen als gevolg op de basisschool het voorbeeld dat meiden wel hebben.
    Ook thuis zijn er oorzaken die verklaren waarom jongens slecht scoren. De computer is voor jongens een grotere verleider dan voor meiden. Met het grote aanbod aan gratis pornosites moet je de term ‘verleider’ overigens letterlijk nemen.
    Jongens kunnen uit hun hoofd zo de webadressen van tien of meer sekswebsites opnoemen. Vraag het ze maar. Daarbij voelen jongens zich ook meer aangetrokken door tijdrovende games dan meiden. Huiswerk maken met een computer in de buurt, valt voor een jongen niet mee.
    Op de middelbare school hebben de knullen het niet makkelijker dan op de basisschool. Allereerst zijn er de ‘dames van de onderbouw’. In de onderbouw van de middelbare scholen speelt hetzelfde probleem als op de basisscholen. Mannelijke voorbeelden worden schaarser en schaarser.
    Een mannelijke natuurkundecollega beklaagt zich vaak luid bij de ‘dames’ over zijn exacte getalenteerde jongens die zo’n moeite hebben met Duits, Frans en Engels. Tegen het zelfstandig leren van rijen woorden voor een vreemde taal zien jongens gemiddeld meer op dan meiden. Op de havo zitten nog al wat jongens die op wis- en natuurkundegebied op het vwo mee zouden kunnen. Vwo-voldoendes voor de talen zitten er echter niet in. Tegenwoordig moeten leerlingen naast Nederlands twee vreemde talen opnemen op het vwo. Gemiddeld hindert deze eis jongens meer dan meisjes.
    Een andere trend op de middelbare school is natuurlijk de relatieve vrijheid en de zelfstandigheid die leerlingen krijgen. Meiden zijn voor in hun ontwikkeling en hebben hun zaken wel voor elkaar, waar jongens telkens verrast worden door opdrachten die ze af hadden moeten hebben.   ...

Meer over de feminisering hier  .

En dan is er nog een aspect waarvan de invloed nauwelijks overschat kan worden: dat van de orde. Voor iedereen die maar een seconde over de effectiviteit van onderwijs, dat wil zeggen: dertig kinderen in een enkel lokaal, heeft nagedacht, weet dat er niets kan gebeuren zonder orde. Dit is de huidige situatie (uit de Volkskrant, 24-04-2010, boekrecensie door Aleid Truijens)
  Het mag gezellig zijn

Het is te gezellig in de les. Dat vinden ‘veel’ van de 280 leerlingen die een enquête invulden, op verzoek van Leo Prick, psycholoog, neerlandicus en medewerker van NRC Handelsblad, en Astrid Boon, orthopedagoge op vier middelbare scholen. De auteurs noemen dit ‘een stille revolutie’ in het onderwijs. Zo stil was dat protest van leerlingen de afgelopen jaren niet. Ze gingen de straat op met spandoeken waarop zij echte lessen eisten. Ze werden gesteund door veel ouders en leraren. Zonder succes.
    ... De hoofdstukken 2, 3, 4 en 6 – de meest lezenswaardige – geven een uitstekend beeld van wat er mis is in het onderwijs. ... De hoofdstukken 1, 5 en 7 gaan over ouders en leraren die eindeloos onderhandelen met hun lievelingen. ...
    Met ‘gezellig’ in de titel wordt rumoerig bedoeld, of landerig. Een interessante les, met levendige uitwisseling tussen een enthousiaste leraar en kinderen die warm lopen voor zijn onderwerp, kan heel gezellig zijn. In een systeem waarin zulke gelukkige momenten van overdracht achterhaald worden geacht, zijn zulke lessen zeldzaam.  ...

Leerlingen die om meer orde vragen ... nou dan weet u, die ook ervaring heeft met het onderwijs, het wel: het is eigenlijk een grote puizooi. En het is volkomen duidelijk waar dit vandaan komt: de alfa-intelectuele afkeer van en weerstand tegen iedere vorm van orde en orde handhaven, want "dat is voor burgermannetjes, en dan krijg je enge toestanden - Hitler enzo"  .

Met al deze aspecten tezamen is wel duidelijk en afdoende bewezen dat de sterke achteruitgang van de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs, het gevolg van de sinds de jaren zestig toegenomen invloed op en uiteindelijke dominantie van het onderwijs door het alfa- en gamma-denken. Natuurlijk waren er in het allereerste begin al mensen met gezond verstand die op de fouten wezen. Dat waren de oudere "brompotten" die klaagden over het verlies aan inhoud en kwaliteitsnormen. Dat groepje is in de loopt van de jaren steeds verder gegroeid, maar er gebeurde niets omdat de leiding van het onderwijs, ministerie, universitaire opleidingen, en instituten, inmiddels volledig gedomineerd waren door de alfa-gamma's.

Het enige dat ervoor heeft gezorgd dat de problemen nu wel bespreekbaar zijn, is het naar buiten komen van de ramp middels sterk gedaalde kwaliteitsniveaus, bijvoorbeeld van beginnende studenten - universiteiten moesten bijles gaan even - in zowel bèta- als (!) alfa-vakken. En ook universiteiten zelf zijn deels ten offer gevallen aan de trends van inhoud naar vorm, en aanverwante (de Volkskrant, 28-04-2010, door Jelle van Baardewijk, student wijsbegeerte):
  Het einde van de universiteit en de Laatste Student

Een academische studie is geen reis naar luilekkerland met een BMW-patserbak, maar moet voorbereiden op een leven in dienst van de gemeenschap.

Tussentitel: Prikkel studenten om in plaats van de Donald Duck en
                  GeenStijl een goede krant te lezen


Onlangs stond op de campus van de Vrije Universiteit een patserbak van het merk BMW om de evenementen van de Carrière Dagen te promoten. Hierdoor leek de ingang van de Vrije Universiteit een aantal weken meer op het voorportaal van het Walhalla van de markt, dan op een respectabel opleidingsinstituut. Wie niet beter wist, kon denken dat hij zich 500 meter verder op de Zuidas bevond. Het beeld van de universiteit dat uit de reclamecampagne van de Carrière Dagen naar voren kwam, is dat van een veredelde beroepsopleiding waar studenten zich voorbereiden op een leven van aanzien, rijkdom en macht.
    De campagne van de Carrière Dagen is niet de enige die, bedoeld of onbedoeld, de hebzucht en prestigedrang van studenten prikkelt in plaats van hun kritisch denkvermogen. Verschillende blaadjes en een overvloed aan posters moedigen studenten aan om ‘de weg naar de top’ te volgen. Dat alles ondersteund door stands waar studenten met gratis suikerspinnen en merkvoedsel naartoe worden gelokt. Een rondvraag leert dat dit aan andere universiteiten niet anders is.
    De reclames van organisaties als de Carrière Dagen spelen in op een beeld van studeren waar veel studenten zich in zullen herkennen. Het betreft het beeld van de Laatste Student, om een term van Friedrich Nietzsche te lenen.  ...
    Nu is de universiteit van oudsher een schuilplaats voor cultuur. Hier kan men zich in vrijheid vormen tot kritisch denkend individu. Dit betekent voor onze tijd onder meer een verruiming van het wereldbeeld dat anders voornamelijk zou bestaan uit ervaringen met massatoerisme en massamedia. De Laatste Student wil zijn wereldbeeld echter niet vergroten. Getuige de zesjescultuur, vindt hij het zelfs al te veel gevraagd om naar vermogen te studeren. Studeren is voor hem vooral een kwestie van strategie. Hij bezoekt de universiteit om later de leuke en lucratieve baantjes te krijgen.   ...
    Het is onbegrijpelijk dat de universiteit het gedrag van de Laatste Student tolereert. De universiteit behoort hem actief te vormen tot kritisch denkend individu. Dat is haar maatschappelijke opdracht. Dat kan door het aanbieden van intensievere colleges en het besteden van meer kwalitatieve aandacht aan papers en scripties. Dat kan ook door studenten te prikkelen om in plaats van de Donald Duck en GeenStijl op z’n minst één goed dagblad te lezen.   ...
    Het is belangrijk dat een docent zijn studenten enthousiast maakt om hun leven in dienst van iets groters dan de eigen portemonnee te stellen, zoals de wetenschap of de gemeenschap. De ware student is niet zozeer op zoek naar het inkomen, noch naar de rechten en privileges die hem in de toekomst zullen toevallen, maar naar de eisen en verplichtingen die hij zichzelf gaat stellen. Noblesse oblige. Een academische studie is dus geen reis naar luilekkerland met een BMW-patserbak, maar een eerste stap op weg naar een verantwoordelijke bijdrage aan de bloei van onze samenleving. Dit geldt voor studies als economie en rechten, maar evengoed voor natuurkunde en tandheelkunde.
    Een universiteit moet haar studenten aanzetten tot zelfverheffing en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het weren van reclamecampagnes die studenten aanzetten tot consumeren in plaats van studeren, is een stap in de goede richting. In een tijd die luistert naar de logica van marketing is dat geen gemakkelijke stap.   ...

En met deze houding gaat de student de maatschappij in.

Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat wat geldt voor het onderwijs, niet geldt voorde rest van de maatschappij. De dominantie van de alfa's en gamma's zorgt ook op dit niveau voor een sterke daling van de standaarden en de kwaliteitsniveaus. Populair gezegd: "Lesgeven" kunnen ze niet, en "besturen" kunnen ze ook niet. Een toenemend aantal burgers neemt dit waar, en dat noemt met "Het afgenomen vertrouwen in de politiek".  Het  zou moeten zijn: "Het afgenomen vertrouwen in de alfa-gamma wereld".

Laat deze mensen hun plaatsen ruimen. Ze zijn een groot gevaar.

Nog een illustratie van de ernst en aard van dit gevaar. In 2011 is er een nieuw rechts kabinet, dat afstapt van het idee van "gelijk onderwijs voor iedereen" en "iedereen naar de universiteit". een van de basiselementen van die nieuwe aanpak is "hoe krijg je de juiste studenten op de juiste plaats". Dit is wat men heeft bedacht (de Volkskrant, 02-07-2011, van verslaggeefster Maartje Bakker):
  Lat hoger voor student én docent

Als de kabinetsplannen voor universiteiten en hogescholen van iets doordesemd zijn, dan is het van presteren. Nederland moet reiken naar het hoogste, naar de eerste plaats in het internationale onderzoek. De route die studenten daarnaartoe moeten volgen is nu komen vast te staan. De vraag is alleen hoeveel studenten onderweg zullen struikelen en de top niet halen.
...
Studiekeuze
De Landelijkse Studentenvakbond roept er al jaren om, maar nu zal het er eindelijk van komen: een betere begeleiding bij de studiekeuze. Staatssecretaris Zijlstra schuift de aanmeldingsdatum voor een studie aan hbo of universiteit naar voren, naar 1 mei, zodat er daarna tijd is om een gesprek te voeren bij de gekozen opleiding. De opleiding geeft de student in dat gesprek advies.
...
Selectie aan de poort
Grote opleidingen en university colleges mochten het al langer, maar nu krijgen meer opleidingen de mogelijkheid om hun studenten te selecteren aan de poort. Niet alleen cijfers mogen daarbij de doorslag geven; er moet ook gelet worden op bijvoorbeeld de capaciteiten of motivatie van de aankomende studenten.

Citaat: 'Niet alleen cijfers mogen daarbij de doorslag geven; er moet ook gelet worden op bijvoorbeeld de capaciteiten'. Een redelijk denkend mens stelt hier onmiddellijk drie vragen: "Hoe onderscheiden cijfers zich van capaciteiten?" , "Hoe meet je capaciteiten?", en "Waarin druk je die capaciteiten uit?". Het antwoord op vraag één is een samenspel van vele factoren, deels individueel, deels systematisch, en er is tot nut toe geen samenhangend antwoord op gekomen. De reden is dat het een theoretische vraag is: Hoe werkt het?
    Bij gebleken moeite met de theoretische vraag, is het handiger de aandacht te verleggen tot de praktische vraag. Dat is hier vraag drie: "Waarin druk je de capaciteiten uit die niet te vinden zijn in het cijfer?" Dat kan dan dus duidelijk geen cijfer zijn. Maar dan is de vervolgvraag: "Waarin druk je het dan wel uit?". En hier kan deze redactie geen ander antwoord vinden dan "gevoel", "intuïtie", en dergelijke - en uiteindelijk: "woorden". En het is ook volkomen duidelijk dat het materiaal waarop die test wordt afgenomen bestaat uit woorden.
    Waarna het onmiddellijk duidelijk is dat een test op capaciteiten twee enorme problemen heeft, met als eerste het gaat over de capaciteiten van de student om zich uit te drukken in woorden. En ten tweede: de objectiviteit van de test is volstrekt kwestieus: hoe vergelijk je de test naar capaciteiten aangaande student A afgenomen door capaciteitsmeter Y met de capaciteiten van student B afgenomen door capaciteitsmeter Z, als Y en Z werken met zaken als gevoel, intuïtie, enzovoort, ook uiteindelijk uitgedrukt in woorden. En het hier niet betoogt hoeft te worden dat de capaciteiten op het vlak van "emotie"en "intuïtie" dramatisch verschillen tussen mensen, dus ook tussen capaciteitsmeters Y en Z. Oftewel: een test naar "capaciteiten" bevat grote hoeveelheden willekeur.

Een beleid dat op zoek gaat naar capaciteiten en vooral motivatie naast cijfers is een beleid voorgesteld door alfa's, zoals dus blijkt zodra je het gaat uitwerken: het gaat over de capaciteiten tot gebruik van woorden, en het introduceert willekeur.


Naar Alfa's en bèta's, vorm, bronnen  , Alfa's en bèta's  , of site home  .

22 mrt.2010